Het zou een mooie tekst zijn in een kerstgedicht:
Kunnen we alle problemen in de landbouw oplossen,
Door heel Nederland vol te planten met voedselbossen?
Hebben we dan voldoende voedsel voor iedereen in de mond,
En worden en blijven we dan gezond?
Marja van der Ende
Zo aan het einde van het jaar 2023 mijmer ik over de afgelopen jaren informatie verzamelen en verwerken in meer dan veertig columns voor De Kortste Weg. Ik benader de materie vanuit mijn positie als meer dan gemiddeld kritische consument en vanuit mijn achtergrond als gezondheidsprofessional. Vooral dat onderwerp gezondheid lijkt in voedselproductieland nogal eens een ondergeschoven kindje te zijn. Dat blijkt maar weer uit het feit dat het bestrijdingsmiddel glyfosaat weer voor tien jaar goedgekeurd is voor gebruik in de landbouw, terwijl dit middel ook in verband wordt gebracht met de ziekte van Parkinson. Meer dan ooit is transparantie vanuit de producent nodig om nog een bewuste keuze te kunnen maken, waar we ons eten kopen. Er zijn namelijk genoeg boeren en tuinders die geen chemische bestrijdingsmiddelen gebruiken.
In mijn vorige column ‘Een bos om uit te eten’ stelde ik de vraag of voedselbossen DE oplossing zijn voor de hedendaagse problemen in de landbouw, zonder daar nog antwoord op te krijgen. In deze column werk ik samen met Liesbeth van Bemmel van Start een voedselbos en andere initiatiefnemers naar een eindconclusie.
Problemen in de landbouw
Ik vraag aan Liesbeth welke problemen in de landbouw opgelost kunnen worden met behulp van voedselbossen. Liesbeth antwoordt: “Ik zou bijna zeggen: te veel om op te noemen. Het lost veel van de problemen van deze tijd op. Het past helemaal in het idee van de transitie van de landbouw en eigenlijk de hele transitie die in de maatschappij nodig is. Bomen aanplanten is goed voor klimaat, de biodiversiteit, de luchtkwaliteit, de bodemkwaliteit en CO2 opslag. Verder gebruik je in een voedselbos geen gewasbestrijdingsmiddelen, geen kunstmest en vrijwel geen fossiele brandstoffen. Je hoeft niet te ploegen en ook niet elk jaar opnieuw aan te planten zoals bij akkerbouw.
Het voedselbos is een ecologisch sterk systeem waarbij de natuurwaarden en de oogst per jaar toenemen vrijwel zonder externe input. Dat is precies wat we nodig hebben in de huidige transitie. Natuurlijk is het in de praktijk nog zoeken hoe we precies alle waarden van het voedselbos optimaal kunnen benutten voor een goed verdienmodel. Maar daar zijn gelukkig ook steeds meer goede voorbeelden van.”
Knelpunten
Toch lopen de oprichters van voedselbossen tegen knelpunten aan. Hilde en Rick die ik voor de vorige column sprak, hebben inmiddels de training en hun ondernemingsplan afgerond. Ondanks alle inspanningen die ze hebben verricht om deuren te openen en lijntjes uit te gooien, moet Hilde nog toegeven: “We hebben helaas nog geen grond om ons voedselbosplan op te gaan uitvoeren. Het is ook echt wel puzzelen op welke deuren we nog meer kunnen kloppen om aan dat stuk grond te komen. We staan in de startblokken voor als het perfecte stuk grond beschikbaar komt voor ons. Tot die tijd lijkt het een kwestie van vastbijten en blijven proberen en ook leren om af en toe maar even af te wachten wat alle lijntjes die we uitgooien misschien nog op gaan leveren. Die tijd gebruiken we trouwens ook om alles te leren over verschillende manieren van voedsel conserveren op natuurlijke manieren en onze plantenkennis uit te breiden.”
Ook Liesbeth geeft aan dat het oprichten van een voedselbos niet zo makkelijk is: “Ik merk dat veel mensen zich niet realiseren wat er allemaal komt kijken bij het opzetten van een professioneel voedselbos. Het beeld dat ze er van hebben is regelmatig te idealistisch alsof het allemaal makkelijk en vanzelf gaat. Tegelijkertijd zie ik ook mensen die heel graag een voedselbos willen maar er niet aan beginnen omdat ze denken dat het onhaalbaar is. De waarheid ligt natuurlijk in het midden. Er zijn natuurlijk een hoop dingen te regelen maar met een goed plan, een beetje geld en beetje organisatietalent moet het zeker lukken.”
Waar mensen volgens Liesbeth tegenaan kunnen lopen, is het verwerven van land, de financiering en de regels over het gebruik van het land. De gemeente bepaalt wat de bestemming is van het land en of er een voedselbos aangelegd mag worden. Dat kan niet overal en omdat een voedselbos een nieuw fenomeen is, zijn de regels er nog niet op ingesteld. “Hoewel dat langzaamaan steeds beter wordt en steeds meer gemeenten de voordelen van een voedselbos zien.”
Langetermijndenken
Al zolang ik me herinner, ben ik een langetermijndenker. Ik werkte eens bij een ICT-bedrijf, waar mijn leidinggevende me vaak vroeg of ik die klant of die klant al gebeld had, omdat ik een bepaalde target te halen had. Ondertussen was ik vooral bezig met het opbouwen van stevige klantrelaties die uiteindelijk op de lange termijn meer van waarde bleken te zijn, dan die paar klanten om nog even wat omzet bij te ‘scoren’. Zo is het mijns inziens ook met voedselproductie: op korte termijn zoveel mogelijk proberen te produceren, heeft gevolgen voor de bodem en voedingswaarde van de producten.
Liesbeth vult dit verhaal aan: “Een aspect waar mensen tegenaan lopen is de langetermijnplanning. We zijn heel erg gewend om in de korte termijn te denken. We willen snel resultaat en opbrengst zien. Een voedselbos is iets voor de lange termijn. De eerste jaren levert het nog niet zoveel op. Maar als het begint te groeien, dan groeit het ook flink door.”
Als ik aan Liesbeth vraag hoelang het duurt voordat een voedselbos klaar is om te oogsten, antwoordt ze: “Het duurt lang voordat een voedselbos volwassen is en vol op productie. Dat duurt wel tien tot twintig jaar. Tegelijkertijd kun je natuurlijk vanaf het eerste jaar al groenten en kruiden oogsten. En vanaf het tweede jaar ook al wel wat bessen, bramen en frambozen. En daarna komt er elk jaar meer bij, zowel in het aantal soorten als in het aantal kilo’s wat je kunt oogsten. Sommige bomen hebben natuurlijk echt de tijd nodig. Bij een notenboom duurt het bijvoorbeeld lang voordat die goed op productie is. Daarna blijft die elk jaar geven.
We zeggen daarom wel dat je een voedselbos opzet voor de volgende generatie omdat dan het bos volgroeit is en er volop van geoogst kan worden. Ik vind dat wel mooi. Dat je iets moois doorgeeft aan de volgende generatie. Wat niet wil zeggen dat je er als generatie ook al veel plezier van kunt hebben en er goede inkomsten uit kunt hebben.”
Andere Westlandse initiatieven
Als ik alleen al naar mijn eigen gemeente Westland kijk, zijn Hilde en Rick niet de enige initiatiefnemers voor een voedselbos. Zo las ik in een artikel in de regionale krant in september het verhaal van Dorith en Dave van Nielen die met hun stichting Groener Maasdijk kale hoekjes in hun dorp beplanten met bomen en vlinderstruiken. Ook hun droom is een voedselbos in het Westland.
Een ander initiatief, is Voedselbos De Lier. Initiatiefnemer Jacqueline van Geest vertelt: “We willen vooral meer biodiversiteit creëren en ook zal dit een CO2- en wateropslag zijn. We zouden de aarde een heel klein beetje mooier willen maken. In ieder geval op deze plek. Verder willen we graag mensen bewust te maken van het feit dat de natuur zo mooi is. En laten zien wat de natuur allemaal wel niet te bieden heeft. Ook is het sociale aspect heel belangrijk. En last but not least, dat er voedsel uit dit bos gaat komen, is natuurlijk ook heel fijn!
Hoe mooi is het dat er voedsel geproduceerd wordt in de natuur. Waar nooit gezaaid en geploegd hoeft te worden. En nooit ingegrepen hoeft te worden in het systeem met gif spuiten of water geven. Dit wordt een biotoop, de natuur regelt dit zelf, is in evenwicht.“
Als ik aan Jacqueline vraag wat hun initiatief nog tegenhoudt, zegt ze enthousiast: “Nu zo goed als niets meer! De gemeente is enthousiast. Ook omdat ze de opdracht hebben om het Westland te vergroenen. Maar er zijn nog een paar noten te kraken, daar wordt nu hard aan gewerkt. We hebben er zin in en zijn nu bezig een stichting op te richten. En dan zo snel mogelijk een boomplantdag organiseren. We willen zo veel mogelijk mensen betrekken hierbij. Iedereen is welkom om te helpen.”
Voedselbossen DE oplossing?
Zijn voedselbossen dan echt DE oplossing voor de hedendaagse problemen in de landbouw? Volgens Liesbeth: “Het concept is te mooi om niet in te zetten. Anders gezegd: met de uitdagingen van deze tijd kunnen we dit concept niet laten liggen. Of nog anders gezegd: De uitdagingen van de exploitatie van een voedselbos vallen in het niet bij de uitdagingen van deze tijd.”
Ik voorzie een toekomst in Nederland waarin natuurinclusieve landbouw, kringlooplandbouw, biologische / ecologische tuinbouw en voedselbossen zorgen voor meer diversiteit in ons landschap, bodemgezondheid en bovenal: gezonde eindproducten. Gezond eten en bewegen in de natuur versterkt onze gezondheid. Dat is mijn wens voor 2024 en verdere jaren.
Een gelukkig en gezond nieuwjaar! 🎇
Was ik een paar weken geleden in mijn vorige column nog vol bewondering over het verhaal achter de gangbare glastuinbouw, de regels en eisen waaraan zij moeten voldoen en het milieubewuste telen, werd ik vervolgens met beide benen op de ‘bodem’ gezet door twee kritische reacties.
Marja van der Ende
Ik voelde me meteen heen en weer geslingerd door die verschillende kanten van voedselproductie, biologisch en niet-biologisch. De een zegt dit en de ander zegt dat, voor mij als meer dan gemiddeld kritische consument een verwarrende positie. Door een beetje graven in mijn eigen hersenpan en het stellen van meer vragen, realiseerde ik me dat er nog een belangrijke schakel in mijn vorige columns ontbrak: de bodem en voeding voor de planten waarvan wij de vruchten eten.
Ik werd op die ontbrekende schakel gewezen door twee voedselproducenten: David Luijendijk en Roel van Buuren. David heeft een biodynamisch glastuinbouwbedrijf in Roelofarendsveen, Kwekerij Eko-Logisch. Hij teelt op volle grond en in de koude kas. David wees mij op het (voor mij onbewuste) ‘greenwashing’ aspect in mijn vorige column. David: “Alle gangbare glastuinbouw is chemie landbouw. Van overal wordt grondstof, arbeid, vandaan gesleept. Veel goedkoop voedsel voor ver weg. Hier is niks lokaals aan. Koop lokaal is een vorm van groenwassen, het echte probleem bedekken met de mantel der romantiek. De gangbare chemie landbouw loopt tegen alle grenzen aan. Fossiel verwarmen terwijl de aarde maar 10.000 vaten olie produceert per jaar. Pompen we eeuwen aan vastgelegd CO2 op. Ook in geothermie (red. aardwarmte) blijft het probleem dat het product voor een wereldmarkt wordt geproduceerd tegen een lage kostprijs. Waarom telen al die Westlanders geen 30 verschillende soorten groenten, zodat je alles wat je nodig hebt lokaal kan kopen?”.
Ook Roel van Buuren van Biologische Boerderij Landlust reageert uitgesproken op mijn column. “Substraatteelt natuurlijk noemen is een beetje het ouderwetse NPK denken.” Dat laatste is een denkrichting in de agrarische chemie waarbij de elementen die het vaakst voorkomen, enkel als belangrijk bestempeld zijn. De toegepaste 5 mineralen (Ca – Calcium, Mg – Magnesium, K – Potassium/Kalium, S – Zwavel en P – Fosfor) blijken echter maar voor 2% van de droge stof van de plant uit te maken. In de natuur kunnen een paar micro nutriënten van een bepaald sporenelement belangrijker zijn dan kilo’s van deze 5 mineralen. Kortgezegd draait alles dus om de verhoudingen in bodem en voeding. (Bron: vruchtbarebodem.nl)
“Als je een plant stikstof, fosfaat en kali geeft, dan groeit het wel. Maar dan mis je zoveel stoffen die normaal in een gezonde bodem zitten. En die dus ook in je voeding komen. Steenwol met plastic is natuurlijk ook super slecht omdat je alles weer weg gooit en het gecomposteerd en gerecycled moet worden”, zegt David.
Ik ben blij met deze kritiek, het maakt me nieuwsgierig naar meer. Ik vroeg daarom aan mijn gesprekspartner van de vorige column, Nathalie Zwinkels van Courgettefleur, welke voeding de planten in de glastuinbouw krijgen: “De reguliere teelt gebruikt kunstmeststoffen, maar zorgvuldig gedoseerd, zoals mogelijk is in substraatteelt. Er wordt momenteel in de reguliere teelt geëxperimenteerd met natuurlijke meststoffen, met varkensmest en daarvan een soort thee trekken. Substraten kunnen ook iets anders dan steenwol zijn. Er wordt veel geëxperimenteerd met vervangende substraatvormen als kokos en perliet [red: een bodemverbeteraar]”.
Dat er veel wordt geëxperimenteerd om de reguliere glastuinbouw meer in de richting van biologisch telen te brengen, blijkt ook uit dit artikel over een biologische voedingsoplossing, uit 2019. De Van der Knaap Groep, een Westlandse ontwikkelaar voor substraten, heeft voor de VS en Canada een biologische voedingsoplossing ontwikkeld; in die landen wordt teelt ‘los van de ondergrond’ wel als biologische teelt erkend. Uit onderzoeken blijkt dat de producten bij het toepassen van deze voeding meer smaak en meer voedingswaarden bevatten.
(In Europa is substraatteelt niet erkend als biologisch, dus kan bij toepassing van deze biologische voeding de vrucht ook niet als biologisch geteeld bestempeld worden.)
Hoewel de ontwikkelingen in de gangbare glastuinbouw duidelijk ook voortschrijden en steeds natuurlijker lijken te worden, betwijfel ik of het niveau van voedingswaarde van biologisch of biodynamisch op volle grond geteelde producten ooit gehaald wordt. Ik vraag me dit al af sinds ik in 2007 een basisopleiding in orthomoleculaire voedingsleer volgde. En tijdens bijeenkomsten over voedselproductie die ik in de eerste jaren na de start van Fietsen voor m’n eten bijwoonde, kreeg ik nooit een duidelijk antwoord op de vraag of er in de reguliere tuinbouw ook onderzoeken naar voedingswaarden van producten worden gedaan. De experimenten in de glastuinbouw lijken vooral gericht op zoveel mogelijk productie op zo min mogelijk oppervlakte, om de in omvang toenemende wereldbevolking te kunnen voeden. Maar is dat dan voeding of vulling?
Zelfs uit diverse onderzoeken, verzameld door het Informatiecentrum Voedingssupplementen en gezondheid in dit artikel, kan toch nog niet hard geconcludeerd worden dat een afname van de voedingswaarde van onze voeding direct te wijten is aan een verminderde kwaliteit van de bodem. Ook factoren als het kweken van nieuwe plantenrassen (die meer en grotere producten voortbrengen) en klimaatverandering kunnen hierin een rol gespeeld hebben.
Wat mij als kritische consument opvalt bij het stellen van vragen aan voedselproducenten, is dat iedere speler in de voedselmarkt bruist van enthousiasme voor de eigen gekozen weg en de overtuiging heeft goed en gezond bezig te zijn. Dit is gezien vanuit het door hen gekozen oogpunt. Ieder teeltsysteem blijkt echter ook minpunten te hebben. Gangbare telers kiezen voor substraat om meer productie te hebben, minder plagen te hoeven bestrijden en minder water te verspillen, maar gebruiken nog veelal kunstmest en steenwol als voedingsbodem hetgeen de voedingswaarde in de vrucht wellicht niet ten goede komt.
Biologische producenten kiezen voor volle grond vanwege de bodemgezondheid en voedingswaarde van de producten, maar verbruiken veel meer water omdat het wegsijpelt in de ondergrond en verliezen vaker productie door plagen. Dit laatste wordt overigens tegengesproken door David: “Ik gebruik al zeker 15 jaar niks om mijn gewassen te beschermen, behalve goede compost. Ik heb een bovengemiddeld saldo (euro opbrengst) in de kas, van € 33 vergelijkbaar met een chemie paprika teelt. Maar dan zonder kunstmest, afval, biodiversiteit verlies, gasverbruik, dus minder kosten.”
Wederom vraag ik me af: kunnen we nog terug naar de tijd vóór de industriële (chemische) land- en tuinbouw, toen alles nog biologisch op de volle grond geteeld werd?
Reeds in 1948 legde huisarts Frits Gouwe een duidelijke link tussen bodemgezondheid en de gezondheid van de mens. In zijn pleidooi in het boekje ‘Bodemgezondheid’ gaf hij uitleg over de elementen waaruit een gezonde bodem moet bestaan om gezond voedsel voort te brengen, zodat mensen niet ziek worden: “1. Een volledige voeding (alle eetbare gedeelten worden gebruikt), 2. Alle voedsel groeit bij het stelsel van de totale kringloop, 3. Alle voedsel is vers van de bodem met zo min mogelijk denaturatie door koken, steriliseren, bevriezen of conserveren.”
Dr. Gouwe waarschuwde in zijn boekje ook voor “een snelle afname van sporenelementen in de grond met grote gevolgen voor de voedingswaarden van landbouwproducten”. En zelfs de uitvinder van kunstmest, Justus von Liebig, kwam al in 1850 tot “de herbezinning dat landbouw niet kan worden gereduceerd tot een zuiver chemisch proces van stikstof (N), fosfaat (P) en kalium (K)”, het ouderwetse NPK denken dus. Hoe is het dan toch zo gelopen dat deze denkrichting verankerd is geraakt in de land- en tuinbouw?
Ik kreeg het boekje van dr. Gouwe vorig jaar in mijn handen gedrukt door Liane Lankreijer, die zich vanuit de Voedselfamilies Zuid-Holland in samenwerking met de provincie inzet voor een gezonde en duurzame voedselomgeving. Het boekje belandde vorig jaar nog op mijn hoge stapel boeken om te lezen, maar voor deze column was het de hoogste tijd om het te lezen. En ik kan het iedereen aanraden. Door Roel werd ik ook nog gewezen op de bijeenkomsten van de Voedselfamilies over de relatie tussen bacteriën, bodem en buik. Nog meer voedingsstof om te onderzoeken dus.
De link tussen een gezonde bodem en een gezond lichaam is mij nu nog meer dan duidelijk geworden. Dit voortschrijdend inzicht gaat nog beter dan ooit mijn keuzes bepalen, welke voeding ik in mijn mond stop. Dat worden weer vele mooie fietstochtjes, wellicht iets verder buiten de Westlandse grenzen dan voorheen. En een kritisch mens heeft de halve wereld, dus ik blijf twijfelen en vragen stellen.
Om de actieve vrijwilligers te bedanken voor hun inzet, organiseerden we in juni vanuit Fietsen voor m’n eten een courgettesoep-fietstocht. Een van de adressen die we bezochten, was (hoe kan het ook anders) een Westlandse courgetteteler. Staande bij het meest idyllische stalletje van de regio vertelde Nathalie Zwinkels van Courgettefleur ons het prachtige verhaal van de bloemetjes en de bijtjes die zorgen voor de productie van deze veelzijdige vruchten en eetbare bloemen.
Marja van der Ende
In mijn vorige column over biologische teelt kon je lezen dat ik graag breed informeer en verschillende kanten belicht. Nathalie was tijdens haar presentatie daar in het gras erg open over haar weerstand tegen de vrijheden binnen de biologische teelt. De producten van Courgettefleur vallen niet onder het keurmerk ‘biologisch’ en Nathalies uitleg boeide me enorm.
De hoofdreden waarom de meeste intensieve glastuinbouwbedrijven volgens Nathalie niet biologisch telen, is omdat zij telen op substraat in plaats van in de volle grond. Substraat is een ondergrond van meestal steenwol, waarin de planten gecontroleerd groeien. Omdat in de volle grond veel ziektes kunnen zitten en substraat schoon is, wordt het gebruik van bestrijdingsmiddelen hiermee juist voorkomen. Dit in tegenstelling tot het beeld dat veel mensen van glastuinbouw hebben.
Ook kan de teler bij substraatteelt de plant precies datgene aan voeding geven wat deze nodig heeft. In de volle grond kan dit niet. “De Nederlandse telers steken hun nek uit om een schoon product te maken. Het Hollandse product is voor meer dan 99% schoon en milieubewust geteeld, daar mogen we best trotser op zijn”, aldus Nathalie.
De uitspraak van Nathalie die mij het meest triggerde, ging over bestrijdingsmiddelen. “Omdat in de biologische teelt gebruik gemaakt wordt van bestrijdingsmiddelen uit de natuur, wil dit niet zeggen dat deze middelen niet een hoge giftigheid kunnen hebben. Natuurlijke pyretroïden bijvoorbeeld, dit zijn biologische insecticiden die ook giftig kunnen zijn voor de mens.”
De inspanningen van reguliere telers om hun producten vrij van ziekten te houden, kunnen volgens Nathalie zelfs groter zijn dan die van biologische telers. Een chemisch bestrijdingsmiddel om luizen te doden, kost veel geld en mag slechts twee keer tijdens de hele teelt gebruikt worden. Daarom gebruiken ze veel liever natuurlijke vijanden tegen plagen en hommels en bijen voor de bestuiving, redeneert ze. Wanneer ze toch een chemisch bestrijdingsmiddel zouden gebruiken, gaan de hommels en bijen dood en dat wil geen enkele teler.
Nederlandse tuinders gebruiken al tientallen jaren natuurlijke gewasbeschermingsmiddelen. Ze weten exact waar de zwakke plekken door weersomstandigheden in hun kassen zitten en behandelen deze plekken met bijvoorbeeld zakjes roofmijtjes en sluipwespen, de predatoren die helpen om plagen op te ruimen.
Ze vertelt ook dat professionele telers lid zijn van afzetorganisaties, die ook controles doen op onder andere het gebruik van bestrijdingsmiddelen. De controles vinden zonder aankondiging plaats en zijn zeer streng tot op de kleinste details in de administratie van de teler.
Ook wordt de Maximale Residu Limiet (MRL) onderzocht, om te bepalen hoeveel schadelijke stoffen er in een product overblijven na indroging. Stoffen als gewasbeschermingsmiddelen, biociden (bijvoorbeeld desinfectiemiddelen en conserveermiddelen) en diergeneesmiddelen kunnen achterblijven in de producten die wij eten.
De analysemethoden voor de MRL worden steeds beter, waardoor steeds meer stoffen ontdekt worden. “Dit wil niet meteen zeggen dat er ineens meer schadelijke stoffen in zitten, maar dat er beter geanalyseerd wordt”, aldus Nathalie. “In biologische producten worden ook schadelijke stoffen gevonden, omdat deze nog uit het verleden in de bodem zitten.”
Courgettefleur heeft inmiddels een Global G.A.P. certificaat. Dit is een wereldwijde erkenning, waarbij G.A.P. staat voor Good Agricultural Practices. Niet alleen voedselveiligheid wordt gecontroleerd, ook de veiligheid en gezondheid van de medewerkers, dierenwelzijn en het milieu in de omgeving zijn belangrijke onderdelen van dit certificaat.
Waarom weet de gemiddelde consument dit niet? Een van de grote beïnvloeders van de beeldvorming zijn volgens Nathalie: de supermarkten. “Die hanteren eigen labels, wat verwarring opwekt over de kwaliteit”, zegt ze. Ze vindt dat er te weinig streekproducten in de supermarkten liggen omdat supermarkten veel uit het buitenland halen. Maar voor de voedselveiligheid is dat niet goed, zegt ze: “Bij de regels voor toelating van werkzame stoffen is Europa in zones verdeeld, waarbij de zuidelijk gelegen telers meer chemie mogen gebruiken om de grotere uitdagingen waarvoor zij staan, te bestrijden. Zelfs in reformwinkels liggen superfoods uit het buitenland waarvan je je kunt afvragen hoe deze geteeld zijn en met behulp van welke bestrijdingsmiddelen plagen bestreden zijn.”
Wat er volgens Nathalie nodig is, is een kritischere consument. Zolang de consument nog stuurbaar is door de marketing van de supermarkten, en de boodschap vooral op prijs gericht is, verandert er niets. Ook valt er veel te winnen bij de producenten zelf: “Nederlandse telers moeten richting de consument veel transparanter zijn over de strenge controles, maar ze zijn tot nu toe nog niet zo goed geweest in communiceren.”
Beïnvloedt de uitleg van Nathalie mijn keuzes voor wat er onderweg in mijn fietstas verdwijnt? Misschien wel, hoewel ik betwijfel of dat bij mij nog nodig is. Hoewel ik inmiddels al zes jaar kies voor de kortste weg en mijn boodschappen al rechtstreeks bij Westlandse tuinders doe, zal ik zeker met nog meer bewondering tussen de kassen rondfietsen. Tot begin december kan ik nog courgettes scoren bij dat meest idyllische stalletje aan het Vlotwateringpad in ’s-Gravenzande. Dat wordt een vriezer vol vers gemaakte courgettesoep om de winter mee door te komen….
Al een tijdje vraag ik me af of voedselbossen DE oplossing zijn voor de problemen waar de hedendaagse landbouw tegenaan loopt. De kortste weg terug naar de gezondere jager-verzamelaarsmentaliteit? Het lijkt er wel op, schreef ik onderaan mijn eerdere column over babyworteltjes. Is dat ook zo?
Marja van der Ende
Al snel reageerde een enthousiast stel uit Monster op de column met een mail: “Ik val maar met de deur in huis: mijn man Rick en ik willen in het Westland een voedselbos beginnen. We willen dit serieus aanpakken, dus zijn we nu een aantal maanden bezig met een jaartraining bij Voedsel uit het Bos, waar we les krijgen van de pioniers in Nederland. Interessant en inspirerend. Onze drijfveren om met een voedselbos bij te dragen aan een nieuwe vorm van landbouw die samenwerkt met de natuur en aan gezonde voeding in de korte keten worden hierdoor nog extra aangewakkerd. Sta je ervoor open om eens een kop koffie met ons te drinken en mee te denken over hoe we onze groene droom kunnen verwezenlijken in het Westland?”
Koffie drink ik niet, maar ik fietste graag langs mailschrijver Hilde Klaver en haar man voor huisgemaakte kruidenthee en lekkernijen. Het werd een inspirerend gesprek, waarin we volop namen met elkaar deelden van mensen en organisaties die hen verder kunnen helpen aan het verwezenlijken van hun droom.
Start een voedselbos!
Eén naam sprong eruit in ons gesprek: Liesbeth van Bemmel, eigenaar van Voedselbos Benthuizen. Ze ontwikkelde de training ‘Start een voedselbos’. Ik ontmoette Liesbeth jaren geleden bij een bijeenkomst van de Voedselfamilies Zuid-Holland. Een bezoek aan haar voedselbos en bijbehorende les, zijn vast onderdeel van de training die Hilde en Rick hebben gevolgd. Om antwoord op mijn hamvraag te krijgen, vroeg ik eerst aan Liesbeth wat een voedselbos precies is.
Liesbeth: “Een voedselbos is echt een culinaire ontdekkingsreis. Het is een bos waar je uit kunt eten. Er kunnen wel honderden verschillende soorten bomen, struiken en planten staan, deels bekende soorten en deels onbekende soorten. Het staat vol met bomen, struiken en planten waar je van kunt oogsten, zoals notenbomen, fruitbomen, bessenstruiken, kruiden, vaste planten en groenten. De ruimte wordt optimaal benut omdat je uit verschillende groeilagen kunt oogsten en ook nog eens een groot deel van het jaar. Denk bijvoorbeeld aan daslook en rabarber in het voorjaar, veel bessen, pruimen en kruiden in de zomer en appels, peren en noten in het najaar en tot slot in de winter mispels en kaki om maar een voorbeeld te noemen.”
Als ik de uitleg van Liesbeth zo hoor, lijkt een voedselbos het meest op de voedselvoorziening van de mens in de oertijd. De natuur deed haar werk en mensen konden in leven blijven door de vruchten te nuttigen. Waarom is dit ooit verdwenen? En waarom kost het zoveel moeite om deze ‘nieuwe’ manier van landbouw in de huidige tijd te herintroduceren. Zoveel nieuwe vragen… het prikkelt mijn nieuwsgierigheid nog meer.
Een goed plan
Eerst aan Liesbeth vragen wat oprichters van een voedselbos nodig hebben om te starten. Het antwoord: “Het belangrijkste is een goed plan, omdat bij het opstarten van een professioneel voedselbos heel wat komt kijken. In de training die ik geef komen alle aspecten aan bod en dan merk ik vaak dat mensen zich niet hadden gerealiseerd dat er zoveel bij komt kijken.
Met alleen een plan ben je er natuurlijk niet. Verder heb je natuurlijk land nodig, financiering, tijd en passie. Om het tot een succes te maken heb je daarnaast natuurlijk een goed ontwerp nodig, plantenkennis en ondernemerskwaliteiten. Kortom: Voedselbosbouwer is een veelzijdig beroep waar veel verschillende kwaliteiten voor nodig zijn.”
Aan passie ontbreekt het bij Hilde en Rick in ieder geval niet. Tijdens mijn bezoek in Monster komt het enthousiasme voor hun toekomstige voedselbos vanuit de puntjes van hun tenen naar boven. Ze leven hun droom al in miniformaat in de eigen achtertuin, te proeven aan hun huisgemaakte lekkernijen. Nu staan ze voor de volgende uitdaging: een stuk grond. Zie dat maar eens te vinden in een gebied, dat bekend staat als ‘minst groene gemeente van Nederland’, waar iedere vrijkomende postzegel grond bedekt wordt met glas, beton of asfalt. Gelukkig komt er ook in de gemeente Westland meer aandacht voor groen.
Groen is goud
In dit artikel over biodiversiteit, vergroening en duurzaamheid in de ‘Westland woont, Westland leeft’ bijlage van de regionale krant Het Hele Westland van 27 september wordt het Groen Westland – Groen is Goud actieplan aangehaald. De ambitie van dit plan is ervoor te zorgen dat vergroening in elk ruimtelijke ordening project meespeelt en dat er een einde komt aan de groenversnippering. Hier wordt 2,5 miljoen euro extra voor uitgetrokken. Goed nieuws voor Hilde en Rick, zou je zeggen….
Maar nee! Een recente update vanuit Hilde leert me echter dat er vanuit de gemeente geen grond beschikbaar wordt gesteld aan een commercieel voedselbos, omdat Hilde en Rick het als onderneming willen opzetten en de oogsten willen verkopen. Ook gesprekken met het waterschap Delfland hebben nog geen concrete resultaten gehad.
“Hoe dan ook, wij blijven net zo lang deze richting op bewegen als nodig blijkt: ons voedselbos gaat er komen, en we hopen van harte dat het in het Westland gaat lukken”, schrijft Hilde.
Daarom doe ik graag namens Hilde en Rick de volgende oproep: ben je of ken je iemand die grond voor een voedselbos beschikbaar heeft in Westland? Neem contact op met hen via hildeklaver@hotmail.com.
Dit gesprek over voedselbossen is natuurlijk nog niet klaar. Het is te veel informatie vanuit Liesbeth van Bemmel om in één column te verwerken en andere voedselbossen (in oprichting) in Zuid-Holland verdienen ook aandacht. Bovendien wil ik Hilde en Rick in hun zoektocht blijven volgen en natuurlijk in een toekomstige column vertellen dat het hen gelukt is. En mijn hamvraag is nog niet beantwoord. Wordt vervolgd dus…
Bij druiven denken de meeste mensen aan die Griekse trossen in plastic doosjes in de supermarkt, met harde schil en liefst pitloos. Maar wist je dat de heerlijkste tafeldruiven gewoon in ‘ons eigenste’ Westland worden geteeld? Het Westlands Museum, de drie grote druivenkwekerijen en een handvol hobbytelers die deze streek rijk is, zetten zich al vele jaren in om ons deze lekkernij voor te schotelen. De verkoop vindt voornamelijk via de kortste weg plaats: rechtstreeks in hun eigen winkeltjes en stalletjes. En sinds kort ook via een druivenautomaat. Een beetje historie en een rondje Westland zijn in deze wel op hun plaats.
Marja van der Ende
Menig Westlandse opa en oma kan het zich nog heugen: druiven krenten in de kassen. Om uiteindelijk in het druivenseizoen mooie smaakvolle druiven te verkrijgen, worden de trossen in het voorjaar tot een derde uitgedund. Het is een uitstervend beroep, omdat de druivenkrenters steeds schaarser worden. De jeugd van tegenwoordig voelt er niet zo veel voor om urenlang op een trappetje te zitten en met veel geduld de trossen te fatsoeneren. Bovendien is dit werkje niet voor eeltige handen bedoeld en wordt het voornamelijk door vrouwen gedaan.
Het Westland kent een rijke geschiedenis van meer dan honderd jaar druiventeelt. In dit oude artikel uit 2010 op Foodlog getiteld ‘Hoe de druif verdween uit het Westland’, kun je lezen dat er in 1935 zelfs 220 miljoen kilo druiven werden geteeld. Toen in de zestiger jaren deze productie drastisch was afgenomen, bedacht dagbladjournalist Piet Bot een plan om de promotie van druiven nieuw leven in te blazen: de druivenprinses. Het Westlandse oogstfeest was geboren! Het verhaal van de optochten en druivenprinsessen staat prachtig beschreven in een recent artikel op de website van Geschiedenis van Zuid-Holland: ‘Druivenprinsessen in het Westland’.
In 2004 werd Themapark De Westlandse Druif opgericht om de druiventeelt en de historie levend te houden. Dit is achttien jaar lang een groot succes geweest. Door toenemende kosten en productie-eisen en een afnemend aantal vrijwilligers dat actief was voor de stichting achter dit initiatief, waren zij in 2019 echter genoodzaakt de deuren van het themapark te sluiten. De druivenkassen bleven wel staan en zijn in productie gebleven. Inmiddels is De Westlandse Druif overgenomen door Stichting the Vineyard.
De enige nog overgebleven commerciële druivenkwekerij in de streek, is Druivenkwekerij Nieuw Tuinzight. Op de rand van Westland en Midden-Delfland, aan de Zwethkade-Zuid in Den Hoorn, runnen Arnold en Hilde Jansen al veertig jaar hun biodynamische druivenkwekerij. De verkoop van hun druiven vindt gemiddeld plaats van half augustus tot in oktober, afhankelijk van de weersomstandigheden. Het druivenseizoen van dit jaar is wat later gestart vanwege de aanhoudende kou in het voorjaar.
Hilde en Arnold hebben de vele verschillende Westlandse druivenrassen eer aangedaan. Van blauwe en witte Frankenthalers tot Alicantes, van Emile Royal tot Muscaat en nog een aantal andere soorten, ze worden goed verzorgd bij deze kwekerij. Ieder ras heeft zo een eigen smaak, sappigheid en zachtheid van de schil. De druiven hoeven, nee mogen, niet gewassen te worden, om het laagje dauw op de druif niet aan te tasten.
Dit jaar wordt het laatste oogstjaar voor het echtpaar Jansen. De tuin is verkocht aan een jong stel uit Dordrecht. Zij hebben het afgelopen jaar meegelopen in de kwekerij om de kneepjes van het vak te leren en nemen in 2024 het stokje over, zodat Arnold en Hilde van hun welverdiende pensioen kunnen genieten. Goed nieuws voor hen én voor de Westlandse druiventeelt.
Ook een bezoek aan de Historische Druivenkwekerij Sonnehoeck in Kwintsheul is een stap in de geschiedenis. De druiven worden er verkocht in grappige doosjes in de vorm van een Westlandse kas. Met vele vrijwilligers worden de druiven verzorgd en geoogst. Er worden rondleidingen georganiseerd waarin je door de geschiedenis van de Westlandse druiventeelt (en de Westlandse tuinbouw) heen loopt.
Met de overname van Themapark De Westlandse Druif kwam er voor de nieuwe eigenaren een droom uit. Van woensdag tot en met zaterdag is het restaurant van The Vineyard in Monster geopend. De druiven uit hun historische kassen worden verwerkt in de gerechten op de kaart. En natuurlijk kunnen de geoogste druiven gekocht worden, zowel binnen tijdens openingstijden als in de druivenautomaat buiten. Zo kunnen we elke dag weer genieten van de heerlijke Westlandse tafeldruif!
Waarom nog van die harde smaakloze Griekse druiven kopen, als je de sappigste en zoetste druiven gewoon om de hoek kunt kopen? Dat scheelt weer een hoop transportkosten en belasting voor het Europese milieu.
Eigenlijk is het hele Westland nog steeds één groot druivenwalhalla, een lappendeken aan oude overgebleven druivenkassen. Naast de genoemde kwekerijen zijn er nog zoveel oud-tuinders die een heel jaar zwoegen in hun hobbykas, om ons een paar weken per jaar van druiven te voorzien. Let maar eens op die handgemaakte bordjes langs de weg, die je zo de druivenkas in lokken.
Ik weet wel wat ik de komende weken weer ga doen: fietsen voor m’n druiven!
Sinds ik een orthomoleculaire voedingsopleiding volgde in 2007, is ‘zoveel mogelijk biologisch eten’ mijn motto geweest. Ik adviseer het in mijn therapiepraktijk en het past bij mijn visie om de natuur haar werk te laten doen. Dat doe ik niet omdat het leuk is of omdat het zo hoort, maar omdat daar wel degelijk een reden voor is als je gezondheid belangrijk vindt. Biologische voeding uit de korte keten is simpelweg beter. Maar waarom? Er is nog veel onduidelijk over biologische producten: de voordelen en de voorwaarden voor de boer. Daarom vroeg ik uitleg aan Roel van Buuren van Biologische Boerderij Landlust.
Marja van der Ende
In de Facebookgroep Fietsen voor m’n eten – Westland kregen we de afgelopen maanden opvallend veel vragen over verkooppunten van biologische producten. “Waar kan ik biologische producten kopen, rechtstreeks bij de teler?”, was de strekking. Er kwamen al snel reacties onder deze vragen, meestal door mede-consumenten en soms door een boer of kweker zelf geplaatst. Deze reacties liepen uiteen van waarheden tot onwaarheden, tot ten dele waar.
Vroeger at iedereen biologisch
“Als het aan een plant groeit, is het toch biologisch… pure onzin en geldklopperij dat stempeltje”, was een reactie van een lid in de Facebookgroep. Toen onze grootouders jong waren klopte deze uitspraak nog, echter door allerlei ontwikkelingen in de landbouw nu helaas niet meer.
“Vroeger at iedereen biologisch”, vertelt Roel. “Nu betekent biologisch telen dat er geen kunstmest en geen chemische gewasbescherming wordt toegepast. Ook wordt een bepaalde oppervlakte per koe gehanteerd en dienen de koeien een bepaalde minimale tijd in de wei te besteden. Alle grondstoffen zoals veevoer, en calcium en gesteentemeel om de bodem te verbeteren, dienen ook biologisch gecertificeerd te zijn.” Ook kun je niet van de een op andere dag bio-boer worden, zegt hij: “Een boerenbedrijf krijgt het SKAL-keurmerk wanneer er minimaal anderhalf tot twee jaar volledig biologisch geteeld is, de omschakelingsperiode.”
Als het aan een plant groeit, is het dus niet per definitie ‘biologisch’, in de zin waarin we het woord nu gebruiken. Zo is bijvoorbeeld ook substraatteelt -telen met een kunstmatige bodem- verboden volgens Europese biologische regels. Dit is meteen de reden waarom er zo weinig Westlandse en Oostlandse tuinders een biologisch keurmerk hebben, ook al gebruiken ze wel biologische gewasbescherming.
Natuurlijk telen
Roel praat zelf liever over het onderwerp ‘natuurlijk telen’. Er zijn zoveel labels op de meer natuurlijke teeltsoorten geplakt dat consumenten door de bomen het bos niet meer zien. Biologisch, biodynamisch, ecologisch, natuurinclusief, lokaal, regeneratief… geen wonder dat we de aandacht verliezen op waar het daadwerkelijk over gaat.
Het hoofddoel van Roel is transparantie over zijn manier van telen, zodat de consument met eigen ogen ziet wat er op de boerderij gebeurt en daarom de producten koopt. “Hoe korter de keten, hoe minder de keurmerken nodig zijn”, aldus Roel. “Als je als teler en boer, gangbaar of biologisch, transparant bent over je teelt, kan de consument een bewustere keuze maken voor jouw product.” Een grote verantwoordelijkheid ligt ook bij de consument, zegt hij: “als die blijft kiezen voor de goedkoopste producten dan kunnen andere manieren van landbouw zich niet ontwikkelen.”
Bij natuurlijke teelt wordt veel meer gekeken naar ‘Wat heeft de bodem nodig?’, in plaats van ‘Hoe voeden we de plant?’. De gezondheid van de bodem op de boerderij van Roel (die bodem waar het gras op groeit) is essentieel voor gezond gras, een gezonde koe en vervolgens gezonde melk. Door gebruik te maken van vaste mest, wordt de bodem op de lange termijn gezond gehouden.
Omega 3
Die bodem is belangrijk. De melk van Roels koeien is onderzocht op de vetzurenbalans. Zo bevat deze melk van gras gevoerde koeien die veel buiten hebben gelopen, meer Omega 3-vetzuren. Andere soorten melk van koeien die vaker binnen hebben gestaan en bijvoer hebben gekregen, bevatten meer Omega 6-vetzuren en minder Omega 3.
Omega 3-vetzuren beschermen ons lichaam tegen hart- en vaatziekten en hebben een ontstekingsremmende werking, terwijl Omega 6-vetzuren juist een ontstekingsbevorderend effect kunnen hebben. Meer Omega 3 en minder Omega 6 is dus gezonder gebleken.
Op zijn boerderij biedt Roel een melk-tap, waar je als consument zelf de biologische rauwe melk kunt tappen. Daarnaast kiest Roel voor het leveren van zijn melk aan de biologische melkcoöperatie Eko Holland, in plaats van aan een grote melkfabriek. Eko Holland bestaat uit slechts 250 boeren. De focus ligt bij deze boeren minder op de kwantiteit en meer op de kwaliteit.
Ondanks de positieve uitkomsten van dergelijke onderzoeken fiets ik sinds de start van mijn initiatief Fietsen voor m’n eten in 2017 niet alleen naar biologische boeren en kwekerijen. Er is niet zoveel keus in verschillende biologisch gecertificeerde voedselproducenten in en om mijn regio Westland. Lokaal geteeld, vers en variatie tussen producenten is veel meer voorop komen te staan in mijn voedingspatroon en mijn adviezen. En ook in dit voedingspatroon merk ik dat ik sneller verzadigd ben en het eten op mijn bord veel meer voeding dan vulling is. Ik vermoed dus dat het ook meer voedingswaarde bevat, ook al kan ik het niet bewijzen met onderzoek.
De eerlijke prijs van biologisch
En dan als laatste, niet te vergeten, nog even over de prijs. Is dat stempeltje biologisch inderdaad onzin en geldklopperij? Roel vindt van niet: “Naast de hogere kosten die het doorvoeren van de regels van biologisch telen met zich meebrengen, zoals de biologische grondstoffen, zijn er nog meer zaken die de kosten doen stijgen. De kalfjes langer bij de koe laten, kost meer tijd en meer geld omdat ze meer drinken. De hoorns op de koe laten, kost meer omdat een grotere stal nodig is. Weidevogelbeheer kost meer geld. De hogere prijs van biologische producten, is dus gerechtvaardigd door de hogere kosten voor deze manier van boeren.” Concluderend: “We moeten de boeren beter gaan betalen voor pure producten en minder geld uitgeven aan producten die onze gezondheid niet bevorderen.”
Zo simpel is het. Als de consument een eerlijkere prijs betaalt voor het natuurlijk geteelde product, stimuleert deze daarmee ook een gezondere bodem, weidevogels, kalfjes die langer bij de koe blijven, meer natuurlijk gedrag door horens op de koeien te laten en meer ruimte voor de koe.
En wanneer de ‘vrucht’ van die natuurlijke teelt, in Roels geval de melk, meer voedingswaarde bevat? Dan heb je minder melk nodig om jezelf te voeden. Biologisch telen is dus inderdaad meer waar voor je geld.
Omdat ik voorstander ben van breed informeren en verschillende kanten belichten, is deze column deel 1 van een tweeluik.
Wil je meer weten over de gezonde en ongezonde kanten van melk, lees dan dit artikel van Rineke Dijkinga eens: ‘Melk: gezond of ongezond?’. Een duidelijk overzicht van de verschillende kanten van melk en het verschil tussen gangbaar en biologisch telen.
Onlangs viel mijn oog op het artikel ‘Waarom de babyworteltjes uit de supermarkt niet de moeite waard zijn’ in Metro. Als voorstander van de korte keten en tegenstander van onzinproducten en overbodige verpakkingen in de supermarkt trok de titel me meteen aan om verder te lezen. Als promotor van de boodschap ‘weet wat je in je mond stopt’, werd ik niet teleurgesteld. Ik schrok zelfs nogal van de inhoud, het is nog erger dan ik dacht.
Marja van der Ende
Wist je bijvoorbeeld dat baby
Ook de prijs van de babyworteltjes wordt aangehaald in het Metro-artikel. Ook al wordt het verhaal verspreid dat deze kleine oranje worteltjes een apart soort is dat zo klein blijft, niets is minder waar. In veel gevallen zijn de worteltjes gewoon klein gesneden grote wortels. Het proces van snijden, schaven en polijsten om de grote wortel het uiterlijk van de babywortel te geven en ze te verpakken, is erg kostbaar. Dit maakt het product onnodig extra duur.
Dacht je gezond bezig te zijn door snoepgroenten te kopen in plaats van snoep, blijkt het toch niet zo gezond te zijn! Ook niet voor je portemonnee. De babyworteltjes verliezen sneller hun houdbaarheid doordat ze uitdrogen en een wit laagje krijgen dat wortelblush genoemd wordt. En als de smaak dan ook nog minder lekker is, dan heb je echt je zuurverdiende geld verspild.
Daar is een oplossing voor!
Een stappenplan:
1. Fiets naar de dichtstbijzijnde boer of tuinder die wortelen teelt en/of verkoopt. Of word lid van een zelfoogsttuin of voedselgemeenschap waar je de wortelen zo zelf uit de grond kunt trekken.
2. Echt verse wortelen hebben het loof nog en zelfs de aarde nog aan zich geplakt zitten. Neem een herbruikbaar plastic of linnen tasje mee om de wortelen in mee te nemen. Het zand schud je er daarna zo weer uit waarna je het tasje opnieuw kunt gebruiken.
3. Leg de wortelen bij voorkeur met de aarde er nog aan, in de koelkast. Het loof kun je afsnijden, dit kan veel zand bevatten. Ook met het loof kun je nog lekkere dingen maken als de wortelen net geoogst zijn, zoals pesto.
4. Als je trek krijgt in een babyworteltje: pak een snijplank, mes en borsteltje. Borstel de aarde en haartjes van de wortel en snijd kop en kont eraf. Was de wortel tot deze mooi oranje is en snijd in kleine stukjes. Babywortel klaar!
Ongemak dient de mens
Eeuwenlang heeft de mens moeite moeten doen voor voedsel. Jagen en verzamelen was misschien nog wel de meest gezonde periode in het bestaan van de mensheid. De natuur haar werk laten doen en daar slechts van plukken wat nodig en bereikbaar is. Met de seizoenen mee eten, waar de aarde klaar voor was om ons te geven. We leefden als nomaden en kregen daardoor een grotere diversiteit aan voedsel binnen.
Nu alle gekheid op een peentje: die constante behoefte aan gemak heeft toch wel zijn hoogtepunt bereikt? Dat we zo gek zijn geworden om groenten voor te laten snijden, te wassen in een chemisch middel en in milieuvervuilende verpakkingen te steken, dat gedrag sterft toch hopelijk een keer een stille dood. Liefst zo snel mogelijk.
Zelfs de opkomst van de landbouw 12.000 jaar geleden is niet per definitie een gezonde ontwikkeling te noemen. In dit artikel op Wetenschap.nu getiteld ‘Het begin van de landbouw: meer ellende voor meer mensen’, wordt duidelijk beschreven waarom we beter jager-verzamelaars hadden kunnen blijven. Het voedingspatroon werd bijvoorbeeld steeds eenzijdiger en besmettelijke ziektes sprongen over van vee op mens. Bevolkingsaantallen namen toe omdat er meer aandacht voor voortplanting was en voedsel om meer mensen te voeden. Maar gezonder was dit allerminst.
Mijn stappenplannetje om zelf babyworteltjes te maken, trapt natuurlijk pas af op het moment dat de wortel al in de winkel ligt en je daarnaartoe fietst. Dit lijkt nu de kortste weg te zijn. Zelfs je wortelen zelf verbouwen, is echter nog niet de kortste weg terug naar de gezondere jager-verzamelaarsmentaliteit. De weg die momenteel het dichtst in de buurt komt, is het voedselbos. Een mooi onderwerp voor een volgende column!
Een van de eerste tips in de Facebookgroep van Fietsen voor m’n eten – Westland, die ik in 2017 startte, was Hoeve Biesland in Delfgauw. Bakker Jan Bronswijk, die de bakkerij bij Hoeve Biesland destijds runde, nodigde me uit om eens een lange fietstocht naar die prachtige boerderij in de Delfgauwse polder te maken. De manier waarop de boerderij door boer Jan, zijn dochter Linda Duijndam en andere partners wordt gerund, heeft mijn hart voorgoed gestolen.
Marja van der Ende
Uit het bezoek dat ik onlangs aan Linda bracht, blijkt dat Hoeve Biesland in de afgelopen jaren flinke stappen heeft gezet. Sindsdien fietste ik regelmatig mijn eten bij elkaar bij Hoeve Biesland. Ze gebruikten eerst nog een oude SRV-wagen genaamd De Weilandwinkel, maar een paar jaren geleden is een deel van de stallen omgebouwd tot De Winkel van Hoeve Biesland, met een nog groter assortiment aan biologisch geteelde groente en fruit, vlees en vleeswaren, brood, zuivelproducten en een tap voor rauwe melk. Ook kun je er terecht voor producten als conserven, bier en wijn, soepen en sauzen, ook alles biologisch geproduceerd.
De onderneming bestaat inmiddels uit een maatschap van verschillende onderdelen: de boerderij, bakkerij, slagerij, moestuin, winkel en zorgboerderij. Melk, vlees en brood van eigen makelij was er al en sinds vorig jaar maken ze ook hun eigen zuivelproducten. Er is een nieuwe kantine gebouwd voor het (zorg)personeel en een heuse kippencaravan geplaatst.
Natuurinclusieve landbouw
Hoeve Biesland onderneemt zoals ik alle boerderijen in onze omgeving zou willen zien ondernemen. De boerderij is een natuurinclusief landbouwbedrijf. Linda legt me in geuren en kleuren uit wat dit betekent. Ze vertelt dat ze een gebied van Staatsbosbeheer van honderd hectare rondom de boerderij beheren, wat goed is voor de natuur. Er is hierdoor een grote diversiteit in het landschap en de koeien grazen op een mooie manier.
De ossen lopen rond in de natuur en poepen her en der in het gras, de melkkoeien grazen rondom de boerderij. De kippen halen de koeienvlaaien uit elkaar. Door de natuur haar werk te laten doen, zijn er meer insecten en weidevogels en is er meer bodemleven. Deze manier van landbouw levert een hoge kwaliteit melk en vlees op. Ook grazen er schapen voor het natuurbehoud en voor lamsvlees.
Samenwerking
Op mijn vraag hoe deze manier van bedrijfsvoering ontstaan is, antwoordt Linda dat het een combinatie van kennis en opgedane ervaring is. Er is veel overleg met boeren onderling, waarin deze ervaringen en kennis worden uitgewisseld. Ze werken nauw samen en zien hun collega-boeren niet als concurrenten.
Met een gezonde stikstofkringloop zijn ze bij Hoeve Biesland al twintig jaar bezig. Hun boerderij is zo verweven met de natuur, dat dit geen stikstofproblemen oplevert. Ook hebben ze een goede band met de Provincie Zuid-Holland. In het gebied van Midden-Delfland, rond Delft, Delfgauw en eigenlijk in de rest van Zuid-Holland zijn er voornamelijk kleinschalige boerenbedrijven waardoor de uitstoot minimaal is.
Er wordt door Linda met vooral vraagtekens gekeken naar de nieuwe ontwikkelingen om stikstof terug te dringen. Boeren die mest van het land af rijden om gas en warmte uit de koeienpoep te gaan halen en vervolgens kunstmest op het land strooien, het zijn in Linda’s ogen twee tegenstrijdige bewegingen.
Agrarisch ondernemer 2023
Eind februari werden de genomineerden voor de titel ‘Agrarisch ondernemer van het jaar 2023’ bekend gemaakt door organisator Misset, uitgeverij van verschillende agrarische vakbladen. Hoeve Biesland was een van die vijf genomineerden.
Linda is natuurlijk erg trots op de nominatie voor de verkiezing van de agrarische ondernemer van het jaar. De genomineerden zijn uiteenlopende bedrijven, van waterbuffelfarm tot bloembollenkweker, van circulaire melkveehouderij tot witlofteler. En Hoeve Biesland dus, in mijn ogen was het appels met peren vergelijken.
De genomineerden moesten een tekst schrijven aan de hand van vragen van de jury en de cijfers van de afgelopen drie jaar overleggen. De juryleden brachten een bezoek aan de bedrijven om met eigen ogen het reilen en zeilen te kunnen aanschouwen. Er werden film- en fotobeelden gemaakt en interviews afgenomen. Van de 25 aanmelders bleven slechts 5 genomineerden over. Er werden twee prijzen uitgereikt: de juryprijs (€ 12.500) en de publieksprijs uit stemmen (€ 2.500).
Op 30 maart kwamen de winnaars van de jury- en de publieksprijs uit de bus: Future Farm uit Lutten en Huiberts Biologische Bloembollen uit Sint Maartensvlotburg. Geen Zuid-Hollandse winnaar helaas, maar voor mij is Hoeve Biesland natuurlijk de nummer 1!
Nu ben ik een beetje bevooroordeeld, gezien het feit dat ik Bakker Jan al vele jaren langer persoonlijk ken dan dat ik naar Hoeve Biesland fiets. En de andere kandidaten kende ik nog niet en het zijn geen Zuid-Hollandse bedrijven.
Het doel dat Linda Duijndam en haar partners met het geld hadden, was het inzetten voor ondersteuning bij het verder uitdragen van de boodschap over natuurinclusieve landbouw. Ik had hen daarvoor echt dit potje extra geld gegund, zodat consumenten beter begrijpen waarom deze vorm van landbouw zo belangrijk is en waarom dit de toekomst heeft. Wellicht komen er binnenkort andere manieren om dit doel toch te bereiken. Als u ideeën daarover heeft, zijn ze van harte welkom!
Een manier die ik zelf graag aandraag om Hoeve Biesland aan het gewenste budget te helpen, is natuurlijk: ook je boodschappen in hun boerderijwinkel doen! En binnenkort zie je mij waarschijnlijk wel opduiken tijdens een van de workshops brood bakken van Bakker Jan….
We konden er de afgelopen dagen niet omheen: de Boer Burger Beweging heeft een mega-overwinning geboekt. De partij van Caroline van der Plas doet haar naam eer aan: de Nederlandse boeren en burgers zijn in beweging gekomen. Een bijzondere prestatie, gefeliciteerd! Maar…
Marja van der Ende
Hoewel boeren voorop staan bij BBB en ik boeren uiteraard een warm hart toedraag, ging mijn stem bij deze verkiezingen naar een andere partij. Eentje die meer natuurgericht is, een tegenstander van de intensieve landbouw. In de kieswijzer had ik er op alle onderwerpen de meeste overeenstemming over de toekomst van mijn leefomgeving mee. Maar vooral heb ik mijn gevoel laten spreken bij het uitbrengen van mijn stem.
Schrijven en praten over politiek heb ik al moeilijk gevonden sinds ik me kan heugen. En kiezen op wie ik stem al helemaal. Het is een onderwerp dat me onvoldoende boeit om me erin te verdiepen en veel weerstand geeft. Hoe belangrijk het ook is, het lukt me gewoon niet om mezelf in beweging te zetten om partijprogramma’s te lezen. Mijn weerstand komt vooral door het hoge gehalte mooipraterij, terwijl in het verleden al vaak is gebleken dat er van die mooie beloften niets terecht kwam.
Hoewel dat precies is waarom BBB zo groot is geworden, past die partij niet bij mij. Over BBB schrijven voelt daarom als een gevalletje ‘klok en klepel’. Ik weet eigenlijk amper waar ze voor staan. Wie zijn ze eigenlijk? Wie zijn ze werkelijk? Wat zijn hun achtergronden, visies en beweegredenen? Op welke manier speelt ‘het grote geld’ een rol binnen hun beweging? Wat gaan ze daadwerkelijk doen voor de kleinere boeren die biologisch, biodynamisch, ecologisch, natuurinclusief boeren?
Dat zie je ook aan andere stemmers. Veel kiezers hebben niet per sé volmondig vóór BBB gestemd, het was vaak een stem tegen het huidige kabinet. De uitzending van EenVandaag van 16 maart gaf dat goed weer. Mensen benoemden, naast de proteststem, dat ze de praatjes van de coalitiepartijen zat zijn, dat er een kloof zit tussen de zittende regering en de burger en dat ze zo meer invloed hebben op de Eerste Kamer en dus ook de stikstofwet. “BBB geeft een frisse blik in dit totaal vastgelopen land”, is het bredere sentiment dat gehoord wordt.
Ondanks de winst van BBB hebben veel mensen toch op andere partijen gestemd, omdat ze voelen dat er iets ontbreekt of scheef zit in het partijprogramma van BBB. Een man uit Overijssel geïnterviewd door EenVandaag, zelf boerenzoon, verwoordt het duidelijk: “Ik ben hartstochtelijk voorstander van goeie boeren en goeie bedrijven, maar die moeten dan wel zoveel mogelijk de biologische uitgangspunten hanteren. Als dat iets nadrukkelijker in hun programma had gestaan, was ik er veel geruster op.” Eens!
En dan is er ook nog een luis in de pels die veel kiezers juist tegenhield om op BBB te stemmen: BBB is bedacht en opgericht binnen de muren van het reclamebureau dat onder meer agroreuzen als Bayer, Agrifirm en Vion bedient. De fractievoorzitter van de Partij voor de Dieren in de Eerste Kamer noemt de BBB een ‘Trojaans paard’ in zijn artikel op de website van BNN Vara, daags voor de verkiezingen gepubliceerd.
Ook in het interview op deze site met Caroline van der Plas leek het niet alsof ze nou heel erg op de kleine en natuurgerichte boeren gericht is. Het zal dus moeten blijken wat de invloed van BBB op de verdere ontwikkeling van de korte keten zal zijn. Niet alleen (mooie) woorden spreken, maar ook krachtige daden laten zien en impact hebben op de keuzes van mensen, dat verder gaat dan alleen naar de stembus lopen om op BBB te stemmen.
Een paar jaar geleden was ik op een bijeenkomst van een netwerk gericht op voedselinnovaties. Er werden kleine hamburgers uitgedeeld om te proeven, niet van vlees maar gemaakt van krekels. Ik heb vriendelijk overgeslagen. De gedachte alleen al dat ik een insect in mijn mond zou stoppen, deed me walgen. De bietenburger vond wel de weg naar mijn mond. In een notendop is dat wat er met mij gebeurt als het gaat over voedselinnovaties. Niet alles is een verbetering.
Marja van der Ende
Zo verleende de Europese Unie toestemming om krekelpoeder te stoppen in brood, koekjes, pasta en nog meer producten, als vervanging voor tarwe. Social media ontplofte met waarschuwingen. Zo zou de stof chitine schadelijk kunnen zijn voor onze gezondheid. Het zou een voedingsbodem voor schimmels, parasieten en zelfs kanker kunnen zijn. Inmiddels ligt de storm weer en zijn deze beweringen allang door officiële instanties ontkracht en zijn drie insecten goedgekeurd voor consumptie: de huiskrekel, migrerende sprinkhaan en meelworm. Toch staat het idee me niet aan.
Vleesvervangers al op hun retour?
Ook trok een artikel over vleesvervangers mijn aandacht: “Fake meat was supposed to save the world. It became just another Fad”. Samengevat wordt in dit artikel omschreven hoe de miljardeninvesteringen in de markt van vleesvervangers in de VS hun winsten niet opbrengen omdat de consument er minder van koopt en geclaimde gezondheidseffecten blijven uit. Nu gaat dat vooral over de grote jongens als Beyond Meat en Impossible, maar toch.
De weerstand tegen ultrabewerkt voedsel wordt steeds groter, zo lijkt het. Er moet wel een markt zijn om een innovatie tot een succes te maken. Als deze weerstand groter wordt, worden vleesvervangers en producten waar insectenmeel aan toegevoegd is, vermoedelijk niet of onvoldoende gekocht om bestaansrecht voor de producent te behouden.
Het einde voor de kortste weg?
Betekenen deze ontwikkelingen in de toekomst het einde voor de kortste weg? Worden boeren en tuinders straks vervangen voor laboratoria en kweekvijvers waar van ‘de natuur haar werk laten doen’ geen sprake meer is? Ik hoop het uiteraard niet!
In mijn optiek is de kortste weg, de lokale voedselproducent, juist dé oplossing voor veel uitdagingen in voedselland. Innoveren door terug te kijken. De groeiende behoefte van de consument om te weten waar het voedsel vandaan komt en hoe het geteeld wordt, bepaalt de toenemende keuze voor lokaal geteeld voedsel. De boeren en tuinders en sectorgenoten die de afgelopen jaren zoveel geld geïnvesteerd hebben in het ontwikkelen van hun bedrijven om duurzamer te produceren, hebben de wijsheid in pacht om de mens te voeden met pure producten.
Mijn hoop is dat meer boeren aan natuurinclusieve en biologische landbouw doen en de veeteelt ingezet wordt om de lokale bevolking te voeden (in plaats van het merendeel te exporteren naar het buitenland). En dat meer consumenten de weg naar de lokale voedselproducent en naar hun eigen keuken terugvinden.
Stoppen met bewerkte voeding
Mijn weerstand tegen bewerkte voeding is al jaren groot en ik beperk de inname tot een minimum en uitsluitend tot biologische varianten. Intussen komen ook steeds meer onderzoeksrapporten naar buiten waarin verbanden tussen ultrabewerkte voeding en obesitas, diabetes, hart- en vaatziekten en bepaalde vormen van kanker zijn aangetoond.
Zelf bereiden is nog altijd het beste alternatief voor bewerkt voedsel. De soep in zak is bij ons al jaren geleden vervangen voor verse huisgemaakte soep. We eten inmiddels sterk geminimaliseerde porties vlees en slaan regelmatig een dag vlees over door een grote kom vegetarische soep of salade met uitsluitend kaas of ei erin te nuttigen. Veganistisch eten geeft mij nog steeds te veel weerstand door de angst voor tekorten aan essentiële voedingsstoffen.
Omdat mijn leven niet meer gericht is op gemak, kan ik minder ultrabewerkte producten eten. Ik heb meer tijd om voedsel zelf te bereiden. Mijn goede voornemen voor dit jaar is om weer een paar bewerkte producten van het lijstje, die ik nu nog bij een natuurvoedingswinkel of ambachtelijke bakkerij koop, zelf te maken. Dan denk ik aan bijvoorbeeld mayonaise en bouillon, brood en granola. Niet omdat ik de ingrediënten niet vertrouw, maar omdat ik dan nog beter weet wat erin zit en waar het vandaan komt. En hoe het geproduceerd wordt, omdat ik het via de kortste weg koop en zelf bereid.
Ons lichaam verwerkt ‘puur natuur’ toch het beste, dus daar kies ik voor! Doe je mee?