De Kortste Weg

Een nieuw jaar, nieuwe kansen. Ook voor de korte keten. De Kortste Weg bestaat nu zo’n vijf jaar. Een mooi moment om eens te kijken wat er in die tijd is veranderd. We vroegen het drie spelers die we al eerder interviewden. Ze zien een veelal positieve toekomst, al zijn er nog de nodige hordes te nemen.

Wouter van Wijk

Jan Willem van der Schans

“De voedselketens verkorten momenteel duidelijk”, zegt Jan Willem van der Schans, expert en onderzoeker korte ketens. “In de lange ketens zitten risico’s die we vijf jaar geleden nog niet kenden. Zie Oekraïne, zie covid. De lange ketens zijn steeds onzekerder en de korte zijn steeds professioneler en zekerder.” Hij noemt als voorbeeld Nedertarwe, een initiatief waarbinnen graanverwerkingsbedrijf Koopmans meel levert dat puur van Nederlandse boeren komt. “De geopolitiek is veranderd. Dus nu worden er inderdaad vragen gesteld als: waar komt het graan vandaan waarmee Nederlanders brood bakken? Vroeger kocht je meel van Koopmans, maar dan wist je niet van waar het vandaan komt. Het kon uit Oekraïne komen en nu weten we dat het komt van elf boeren in Nederland die Nedertarwe telen.”

Perfect is het nog niet: “Het nog niet zo dat we weten, dit pakje meel dat komt van boer X. Dus we zitten nog niet op het niveau van de korte keten wat we eigenlijk willen, maar het is dichtbij.” Hij vindt zichzelf niet té optimistisch: “Ik heb vaak gehoord dat ik naïef ben, maar als ik dan tegen mensen zeg: dit is er gaande, dan zeggen ze: nou, er is toch meer aan de hand dan ik dacht.”

Omzet vervijfvoudigd

Jan Duijndam

Op een heel ander niveau ziet Jan Duijndam, van Hoeve Biesland in Delfgauw, de toekomst ook positief. Vooral de boerderijwinkel doet het goed: “Lokaal bij de boer halen, is veel meer hip geworden dan vijf jaar geleden. Corona heeft daar zeker een duw aan gegeven. Toen hadden mensen de ook de tijd om dat te doen. En het was een uitje.” Maar het begon al voor corona: “In vijf jaar tijd is de omzet verdrievoudigd.” Hoe ze dat voor elkaar hebben gebokst? “Dat is een knap deel marketing, naamsbekendheid, maar het is ook gigantisch belangrijk dat je een totaalaanbod hebt van allerlei verse producten hebt. Zo veel mogelijk lokaal, maar het maakt uiteindelijk niet uit waar je het inkoopt, als je het maar duidelijk communiceert met je klanten.”

Je moet het dus zelf doen, redeneert Duijndam. Van de overheid verwacht hij weinig: “Het mooie is: de consument wil wel. Maar de wetgeving niet. Het opstarten of doorstarten van een klein bedrijf naar middelgroot. Of van middelgroot naar groot, dan kom je steeds meer bureaucratie tegen.” Hij verwacht ook niets van de overheid, ook niet met een boerenpartij in een eventuele coalitie: “Het is een hoop gepraat. De BBB, ze weten gewoon niet waar het over gaat. Ons soort bedrijven hebben ze niets mee.” Omdat Hoeve Biesland in de duurzame en korte ketenhoek zit? “Nou ja, zo moet je het wel zien. In de overheid is nog steeds veel te weinig kennis over de korte keten. Op provinciaal niveau gaat het beter, maar gemeentelijk en landelijk niet.”

Extreme hindernissen

Sebastiaan Bos

Sebastiaan Bos, oprichter van Kievitamines in Katwijk aan Zee, ziet dat ook: “Het gaat goed, maar er zijn wel zorgen. De economie is natuurlijk op hol geslagen, de loonverwachtingen zijn hoog en ook de regelgeving helpt niet mee. Verloven worden uitgedeeld als zoete broodjes. Ik heb twee vaste krachten die vader worden. Dat is allemaal natuurlijk prachtig bedacht in een overheidsorganisatie waar ze dat beleid uitstippelen, maar in praktijk heb je niet zomaar even nieuwe mensen voor die korte tijd. Daarbij komt dat ze het minimumloon willen harmoniseren. Bovenop de eerdere afspraken, dan zit je op dertig procent loonstijging. Dat zijn echt extreme hindernissen.”

Hij verwacht ook storm voor bedrijven in de korte keten: “Wat ik om me heen zie, dan ga ik me wel zorgen maken om een aantal bedrijven. Er zijn er best wel een paar met logistieke ineffectiviteit. Als ik daar binnenloop denk ik: als jullie dat zo doen, dan wordt het best lastig om bijvoorbeeld zo’n fikse loonkostenstijging op te vangen.” Bos denkt daarbij vooral aan hippe bedrijven die veel geld ophalen en niet langzaam groeien: “Je ziet het aan Pieter Pot. Ze hebben twee miljoen euro opgehaald en gaan onderuit als dat op is. Zo zijn er wel meer. Ik zie concepten, ik zie beweringen, ik zie communicatie, waarvan ik denk: nou, dat wordt best wel een hele klus om dat rendabel op te houden.” Het probleem is niet eens dat die bedrijven zelf omvallen, maar de financiering voor bedrijven die minder hip zijn: “Dat zal op een gegeven moment ook zijn weerslag gaan hebben op bedrijven zoals de onze, die misschien later een keer geld willen aantrekken om wel iets goed te doen.”

Duijndam is heel praktisch: “Je moet echt de regels omzeilen. Je moet gewoon beginnen. Als je een winkel van vijftig vierkante meter mag hebben vanwege het aantrekkende verkeer, doe je het in een schuur van driehonderd vierkante meter. En dan zet je alles wat niet per se bij de winkel hoort, buiten die vijftig. Er staat nergens dat dit niet mag. Zo zoekt iedereen z’n eigen paadjes. Het klopt niet, maar je moet wel.” Andere boerderijwinkels kunnen ook meer omzet halen denkt hij: “Vooral dat idee van een uitje zouden mijn collega’s beter kunnen uitnutten.” Want niet iedere boer heeft bijvoorbeeld zijn bedrijf klantvriendelijk ingericht: “Ik zeg altijd: de kalfjes en de schaapjes zijn als de ballenbak van Ikea. Zorg nou dat die in een redelijk veilige ruimte zitten, waar de mensen ze aan kunnen raken, mee kunnen doen, zonder dat er trekker verkeer of ander verkeer langsrijdt.”

Plaatselijke voetbalclub

Van der Schans ziet dat ook, maar benadrukt dat de korte keten veel meer is dan boeren die hun eigen producten direct aan de man brengen: “Je hebt de supermarkten nodig. Dat gebeurt ook. Ik zie dat supermarkten gedwongen worden om op het lokale niveau meer burgerschap te laten zien.” En dan vooral in de franchise-winkels: “Ik heb lokale en Jumbo-ondernemers gesproken die zeiden: de familie Van Eerd [de eigenaren van Jumbo, red] komt in het nieuws door belastingfraude, doordat ze hun geld aan dure auto’s besteden. Wij zetten ons daar op lokaal niveau tegen af, want wij weten dat in onze gemeente mensen daar niks van moeten hebben.” 

“Ze zijn ook gewoon lokale ondernemers die wat willen doen voor de plaatselijke voetbalclub en die ook bejaarde mensen met een boodschappenservice willen blijven bedienen. Die doen ook allemaal activiteiten die eigenlijk niet keihard rationeel door te rekenen zijn door het hoofdkantoor, maar die zo’n lokale ondernemer wel leuk vindt om te doen. Dus zij gaan inkopen bij de boer, omdat ze het imago van Jumbo willen bijstellen. Dat was vijf jaar geleden nog niet zo.”

Dat schetst dat het in de breedte heel goed gaat, redeneert hij: “Korte ketens zijn soms gewoon een inherent beter oplossing dan lange. Ik denk dus dat betere oplossingen uiteindelijk boven komen drijven.”

Bos ziet dat ook, ondanks de praktische obstakels door de overheid en de economie: “Never waste a good crisis. Laten we er beter van worden.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Was ik een paar weken geleden in mijn vorige column nog vol bewondering over het verhaal achter de gangbare glastuinbouw, de regels en eisen waaraan zij moeten voldoen en het milieubewuste telen, werd ik vervolgens met beide benen op de ‘bodem’ gezet door twee kritische reacties.

Marja van der Ende

Ik voelde me meteen heen en weer geslingerd door die verschillende kanten van voedselproductie, biologisch en niet-biologisch. De een zegt dit en de ander zegt dat, voor mij als meer dan gemiddeld kritische consument een verwarrende positie. Door een beetje graven in mijn eigen hersenpan en het stellen van meer vragen, realiseerde ik me dat er nog een belangrijke schakel in mijn vorige columns ontbrak: de bodem en voeding voor de planten waarvan wij de vruchten eten.

Greenwashing

Ik werd op die ontbrekende schakel gewezen door twee voedselproducenten: David Luijendijk en Roel van Buuren. David heeft een biodynamisch glastuinbouwbedrijf in Roelofarendsveen, Kwekerij Eko-Logisch. Hij teelt op volle grond en in de koude kas. David wees mij op het (voor mij onbewuste) ‘greenwashing’ aspect in mijn vorige column. David: “Alle gangbare glastuinbouw is chemie landbouw. Van overal wordt grondstof, arbeid, vandaan gesleept. Veel goedkoop voedsel voor ver weg. Hier is niks lokaals aan. Koop lokaal is een vorm van groenwassen, het echte probleem bedekken met de mantel der romantiek. De gangbare chemie landbouw loopt tegen alle grenzen aan. Fossiel verwarmen terwijl de aarde maar 10.000 vaten olie produceert per jaar. Pompen we eeuwen aan vastgelegd CO2 op. Ook in geothermie (red. aardwarmte) blijft het probleem dat het product voor een wereldmarkt wordt geproduceerd tegen een lage kostprijs. Waarom telen al die Westlanders geen 30 verschillende soorten groenten, zodat je alles wat je nodig hebt lokaal kan kopen?”. 

Ouderwets NPK denken

Ook Roel van Buuren van Biologische Boerderij Landlust reageert uitgesproken op mijn column. “Substraatteelt natuurlijk noemen is een beetje het ouderwetse NPK denken.” Dat laatste is een denkrichting in de agrarische chemie waarbij de elementen die het vaakst voorkomen, enkel als belangrijk bestempeld zijn. De toegepaste 5 mineralen (Ca – Calcium, Mg – Magnesium, K – Potassium/Kalium, S – Zwavel en P – Fosfor) blijken echter maar voor 2% van de droge stof van de plant uit te maken. In de natuur kunnen een paar micro nutriënten van een bepaald sporenelement belangrijker zijn dan kilo’s van deze 5 mineralen. Kortgezegd draait alles dus om de verhoudingen in bodem en voeding. (Bron: vruchtbarebodem.nl)

“Als je een plant stikstof, fosfaat en kali geeft, dan groeit het wel. Maar dan mis je zoveel stoffen die normaal in een gezonde bodem zitten. En die dus ook in je voeding komen. Steenwol met plastic is natuurlijk ook super slecht omdat je alles weer weg gooit en het gecomposteerd en gerecycled moet worden”, zegt David.

Experimenten in glastuinbouw

Ik ben blij met deze kritiek, het maakt me nieuwsgierig naar meer. Ik vroeg daarom aan mijn gesprekspartner van de vorige column, Nathalie Zwinkels van Courgettefleur, welke voeding de planten in de glastuinbouw krijgen: “De reguliere teelt gebruikt kunstmeststoffen, maar zorgvuldig gedoseerd, zoals mogelijk is in substraatteelt. Er wordt momenteel in de reguliere teelt geëxperimenteerd met natuurlijke meststoffen, met varkensmest en daarvan een soort thee trekken. Substraten kunnen ook iets anders dan steenwol zijn. Er wordt veel geëxperimenteerd met vervangende substraatvormen als kokos en perliet [red: een bodemverbeteraar]”.

Dat er veel wordt geëxperimenteerd om de reguliere glastuinbouw meer in de richting van biologisch telen te brengen, blijkt ook uit dit artikel over een biologische voedingsoplossing, uit 2019. De Van der Knaap Groep, een Westlandse ontwikkelaar voor substraten, heeft voor de VS en Canada een biologische voedingsoplossing ontwikkeld; in die landen wordt teelt ‘los van de ondergrond’ wel als biologische teelt erkend. Uit onderzoeken blijkt dat de producten bij het toepassen van deze voeding meer smaak en meer voedingswaarden bevatten.

(In Europa is substraatteelt niet erkend als biologisch, dus kan bij toepassing van deze biologische voeding de vrucht ook niet als biologisch geteeld bestempeld worden.)

Voortschrijdend inzicht

Hoewel de ontwikkelingen in de gangbare glastuinbouw duidelijk ook voortschrijden en steeds natuurlijker lijken te worden, betwijfel ik of het niveau van voedingswaarde van biologisch of biodynamisch op volle grond geteelde producten ooit gehaald wordt. Ik vraag me dit al af sinds ik in 2007 een basisopleiding in orthomoleculaire voedingsleer volgde. En tijdens bijeenkomsten over voedselproductie die ik in de eerste jaren na de start van Fietsen voor m’n eten bijwoonde, kreeg ik nooit een duidelijk antwoord op de vraag of er in de reguliere tuinbouw ook onderzoeken naar voedingswaarden van producten worden gedaan. De experimenten in de glastuinbouw lijken vooral gericht op zoveel mogelijk productie op zo min mogelijk oppervlakte, om de in omvang toenemende wereldbevolking te kunnen voeden. Maar is dat dan voeding of vulling? 

Zelfs uit diverse onderzoeken, verzameld door het Informatiecentrum Voedingssupplementen en gezondheid in dit artikel, kan toch nog niet hard geconcludeerd worden dat een afname van de voedingswaarde van onze voeding direct te wijten is aan een verminderde kwaliteit van de bodem. Ook factoren als het kweken van nieuwe plantenrassen (die meer en grotere producten voortbrengen) en klimaatverandering kunnen hierin een rol gespeeld hebben.

Wat mij als kritische consument opvalt bij het stellen van vragen aan voedselproducenten, is dat iedere speler in de voedselmarkt bruist van enthousiasme voor de eigen gekozen weg en de overtuiging heeft goed en gezond bezig te zijn. Dit is gezien vanuit het door hen gekozen oogpunt. Ieder teeltsysteem blijkt echter ook minpunten te hebben. Gangbare telers kiezen voor substraat om meer productie te hebben, minder plagen te hoeven bestrijden en minder water te verspillen, maar gebruiken nog veelal kunstmest en steenwol als voedingsbodem hetgeen de voedingswaarde in de vrucht wellicht niet ten goede komt. 

Biologische producenten kiezen voor volle grond vanwege de bodemgezondheid en voedingswaarde van de producten, maar verbruiken veel meer water omdat het wegsijpelt in de ondergrond en verliezen vaker productie door plagen. Dit laatste wordt overigens tegengesproken door David: “Ik gebruik al zeker 15 jaar niks om mijn gewassen te beschermen, behalve goede compost. Ik heb een bovengemiddeld saldo (euro opbrengst) in de kas, van € 33 vergelijkbaar met een chemie paprika teelt. Maar dan zonder kunstmest, afval, biodiversiteit verlies, gasverbruik, dus minder kosten.”

Terug in de tijd 

Wederom vraag ik me af: kunnen we nog terug naar de tijd vóór de industriële (chemische) land- en tuinbouw, toen alles nog biologisch op de volle grond geteeld werd? 

Reeds in 1948 legde huisarts Frits Gouwe een duidelijke link tussen bodemgezondheid en de gezondheid van de mens. In zijn pleidooi in het boekje ‘Bodemgezondheid’ gaf hij uitleg over de elementen waaruit een gezonde bodem moet bestaan om gezond voedsel voort te brengen, zodat mensen niet ziek worden: “1. Een volledige voeding (alle eetbare gedeelten worden gebruikt), 2. Alle voedsel groeit bij het stelsel van de totale kringloop, 3. Alle voedsel is vers van de bodem met zo min mogelijk denaturatie door koken, steriliseren, bevriezen of conserveren.”

Dr. Gouwe waarschuwde in zijn boekje ook voor “een snelle afname van sporenelementen in de grond met grote gevolgen voor de voedingswaarden van landbouwproducten”. En zelfs de uitvinder van kunstmest, Justus von Liebig, kwam al in 1850 tot “de herbezinning dat landbouw niet kan worden gereduceerd tot een zuiver chemisch proces van stikstof (N), fosfaat (P) en kalium (K)”, het ouderwetse NPK denken dus. Hoe is het dan toch zo gelopen dat deze denkrichting verankerd is geraakt in de land- en tuinbouw? 

Ik kreeg het boekje van dr. Gouwe vorig jaar in mijn handen gedrukt door Liane Lankreijer, die zich vanuit de Voedselfamilies Zuid-Holland in samenwerking met de provincie inzet voor een gezonde en duurzame voedselomgeving. Het boekje belandde vorig jaar nog op mijn hoge stapel boeken om te lezen, maar voor deze column was het de hoogste tijd om het te lezen. En ik kan het iedereen aanraden. Door Roel werd ik ook nog gewezen op de bijeenkomsten van de Voedselfamilies over de relatie tussen bacteriën, bodem en buik. Nog meer voedingsstof om te onderzoeken dus.  

De link tussen een gezonde bodem en een gezond lichaam is mij nu nog meer dan duidelijk geworden. Dit voortschrijdend inzicht gaat nog beter dan ooit mijn keuzes bepalen, welke voeding ik in mijn mond stop. Dat worden weer vele mooie fietstochtjes, wellicht iets verder buiten de Westlandse grenzen dan voorheen. En een kritisch mens heeft de halve wereld, dus ik blijf twijfelen en vragen stellen.

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Nu steeds meer boeren en burgers openstaan voor landbouw met meer biodiversiteit en meer aandacht voor de natuur, ontstaan er in het hele land kleine en grotere initiatieven om dat mogelijk te maken. Helaas lopen die projecten regelmatig tegen dezelfde problemen aan. Omdat de oplossingen niet altijd gedeeld worden -of niet vindbaar zijn- moet iedereen telkens het wiel opnieuw uitvinden. Daar moet het project Boer&Buur met Natuur verandering in brengen. Projectleider Hub Jongen legt uit hoe.

Wouter van Wijk

Hub Jongen

Boer&Buur is een gezamenlijk initiatief van de twaalf landelijke Milieufederaties, samen met de organisaties Caring Farmers, Herenboeren, Land van Ons, Lenteland en Burgerboerderijen. Met twee miljoen euro van de Postcodeloterij willen de Milieufederaties met vierentwintig initiatieven voor samenwerking tussen boeren en burgers de korte keten en de natuur in Nederland versterken.

Je zocht de afgelopen weken vierentwintig coalities door het hele land die Boer&Buur kon ondersteunen. De deadline was 15 november. Is het gelukt?

“Jazeker! We hebben eenenzestig aanmeldingen binnen, dus we moeten keuzes maken. We willen er in elke provincie twee onder de arm nemen. We gaan ze ondersteunen om hun coalitie op te zetten of verder te brengen. Ze kunnen steunen op onze medewerkers in de provincie, die daar een netwerk hebben en heel goed begrijpen wat er nodig is om de coalities een stukje verder te brengen.”

Wat bedoel je met een coalitie, wie zijn dat?

“Dat is heel divers. Soms is het ingestoken vanuit een boer, of boeren. Bijvoorbeeld een melkveehouder die natuurinclusief wil gaan. Die zegt: joh, ik heb al buren die bij me komen, maar ik wil daar veel intensiever mee optrekken, want ik heb die buren gewoon nodig. Een andere keer is het vanuit de buren, die zeggen, we hebben een voedselcoalitie en we willen meer samenwerken met de boer. Maar je kunt ook denken aan een school, een ziekenhuis of een bedrijf dat lokaal producten wil inkopen. We hebben zelfs wijnboeren!”

Op welke manier kan een buur een boer helpen?

“Als je ziet wat er gebeurt bij de boeren die omgaan, die hebben daar eigenlijk heel vaak de buur bij nodig. Want als je omgaat naar natuurinclusief boeren, is het verrekte handig als je bijvoorbeeld ook je spullen lokaal kunt verkopen. Het kan ook voorkomen dat je financiering nodig hebt. Dan is het handig om te kijken of je crowdfunding kunt doen, of aan te haken bij andere initiatieven in je buurt. Of je hebt soms even handjes nodig. Dan is het ook wel fijn als buren als vrijwilliger kunnen meewerken of meedenken. Meehelpen oogsten ligt natuurlijk voor de hand, maar buren kunnen soms ook helpen bij hele andere, complexe vraagstukken over bijvoorbeeld de toekomst.”

En hoe helpt jullie project de boeren en de buren?

“In december gaan we met alle vierentwintig projecten om tafel zitten en het hebben over de lange termijn doelen: waar wil je naartoe? En dan terug redeneren naar: wat is dan de uitdaging die we samen gaan oppakken? Dan kijken we of we zelf de kennis voor die uitdaging in huis hebben, of niet. Of zit die bij een van de partners? We hebben Herenboeren, Land van Ons, Lenteland, Caring Farmers, Burgerboerderijen. Daar zijn al veel boeren bij aangesloten en het zijn vaak koplopers in de transitie. Ze hebben daarom veel kennis. Dan kijken we of we al een Herenboer of een Caring Farmer hebben die dit al opgelost heeft? En kunnen we die boer vragen om de oplossing met ons te delen, zodat we verder kunnen? Daar is ook budget voor. Dus we kunnen zeggen: joh, we weten dat je het druk hebt, maar we kunnen je iets betalen waardoor je bijvoorbeeld even iemand anders op je koeien kunt laten passen zodat jij een andere boer of een coalitie kunt helpen.”

Op welke manier helpen Boer&Buur zo de natuur?

“Als je iets aan biodiversiteit wilt doen, moet je niet alleen denken aan de afgebakende natuurgebiedjes, maar dan moet je ook heel goed kijken naar de manier waarop we met ons voedsel omgaan. Daar is veel misgegaan in het verleden. Als je bijvoorbeeld kijkt naar grasland, dan groeit daar verder niet zoveel behalve dat gras. We moeten dus naar een andere manier van boeren, natuurinclusief.”

De coalities gaan in januari van start, om 3,5 jaar door te lopen. Wat is het einddoel?

“Wat je nu ziet is dat er best wel mooie initiatieven zijn, en koploperboeren, voedselcoöperaties en dergelijke. Er zijn heel veel bevlogen mensen mee bezig, alleen wordt het wiel iedere keer opnieuw uitgevonden. Het is nog niet een echte beweging. Dat moet het wel worden.”

Een beweging?

“Het idee is dat er dan in 2027 een platform staat waarin boeren en buren elkaar gemakkelijk kunnen vinden. Het moet ook echt een community worden waarin boeren en buren informatie kunnen uitwisselen en waardoor uiteindelijk een kennisbank ontstaat waar nieuwe coalities uit kunnen putten. De vierentwintig coalities zijn niet het einddoel. Het zijn leerprocessen, waarbij we gaan zien: hé er zijn een aantal dingen die steeds terugkomen. Bijvoorbeeld: hoe vind ik klanten. Hoe ga ik daarmee om? Waar vind ik de kennis hierover, waar vind ik de kennis daarover? Dat mist nog. Laten we het een keer goed opschrijven.”

Waar kunnen we dat terugvinden dan?

“Je ontkomt bijna niet aan een digitaal platform. Met daarin een kennisbank, maar ook een functie van matchmaking, om boeren en buren elkaar te laten vinden. Je voert bijvoorbeeld je postcode in en je krijgt bestaande coalities uit jouw omgeving. Heel veel van ons werk gaat uiteindelijk over het beschikbaar maken van kennis en ervaring.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Wie een bloemkool of een appel wil die niet zoveel kilometers heeft gemaakt en met maximaal een tussenpersoon -uit de korte keten dus- kan in Nederland op honderden plekken terecht. Maar avocado’s groeien vooralsnog niet in Nederland, en de meeste specerijen ook niet. Geen korte keten dus? The Good Spice werkt aan een oplossing.

Wouter van Wijk

Oké, dan moet je wel een tikkeltje buigzaam omgaan met de definitie van korte keten -maximaal vijftig kilometer, maximaal één tussenschakel- maar dat kan niet anders. “Normaal gesproken is de specerijhandel een enorme keten met zeven à acht schakels,” zegt Mariska van Zelst van The Good Spice. Het is een initiatief om specerijen uit de hele wereld te halen. Zonder al die tussenschakels. Zodat de boer er beter van wordt en zodat je verse, geurige specerijen op je bord krijgt. “De specerijen die je in de supermarkt koopt, gaan van pakhuis naar pakhuis. Het wordt maar doorverhandeld en doorverhandeld. Het is niet ongebruikelijk dat specerijen twee jaar onderweg zijn voordat ze in de supermarkt liggen. Wij hebben geen tussenhandelaren.” 

Als argeloze consument kun je dan denken: ach ja, wat is het verschil? Maar de huidige handelsketen heeft grote nadelen. “Specerijen bederven niet. Dus die twee jaar kán wel, maar de smaak is dan enorm achteruitgegaan, de kleur is achteruitgegaan en de geur ook. De essentiële oliën trekken er ook langzaam uit.” Dat maakt een specerij uit de supermarkt tot iets heel anders dan een verse.

Team The Good Spice: Mariska van Zelst, Iona Mulder, Charis Heising, Claudia Brown

Maar dat is nog niet alles, zegt Van Zelst: “De specerijen worden met pesticiden verbouwd. Vaak worden ook oude en nieuwe oogsten vermengd, of wordt een goede oogst vermengd met een minder goede. Met alle gevolgen voor de kwaliteit.”

Door het ontbreken van die tussenhandel, vindt The Good Spice zichzelf dan ook prima passen in de korte keten, uiteraard op de kilometer-eis na: “De producten die wij leveren, groeien gewoonweg niet hier. Er zijn wel wat experimenten in kassen, maar dat is kleinschalig.” Ook let het bedrijf goed op het milieu: “Wat wij leveren is puur natuur.”

Een dingetje is nog wel de prijs. Omdat The Good Spice alles zelf doet, nog geen enorme schaal heeft en de boer wél goed beloont, is het even schrikken als je de prijs van een goede specerij ziet: een potje kost zo zeven of acht euro, terwijl een potje in de supermarkt voor twee of drie euro over de toonbank gaat. “Maar dan heb je dus ook die mindere kwaliteit” zegt Van Zelst. “In de specerijenhandel bestaan best wel wat misstanden. Ze vullen die potjes vaak ook nog af met zetmeel. Of met suiker. En zelfs plastic! Het zijn allemaal sluwe trucjes van de producenten om goedkopere producten te maken en er meer aan te verdienen.”

Ze heeft wel meer voorbeelden: “Eigenlijk kook je met plof-specerijen. Gember wordt vaak in een badje water gelegd. Het zuigt zich vol, zodat het zwaarder is. Toch betaal je ervoor. De mensen worden bedonderd.” Ze denkt wel dat de prijs omlaag kan: “Wij kopen lage volumes in. Honderden kilo’s. Dat wordt steeds meer, maar de grote partijen kopen per 100.000 kilo in. Dat merk je in de kosten voor controle, expeditie en transport.” Dat kan uiteindelijk wel omlaag. Maar het zal altijd iets duurder blijven dan de supermarkt: “We beginnen ook anders: wat heb je als boer nodig? We geven een eerlijke prijs. Die ligt vaak vele malen hoger dan de marktprijs. Bijvoorbeeld bij paprikapoeder is het vier keer hoger.”  

Paprikapoeder halen in Hongarije

Er is wel een groot voordeel aan de duurdere potjes: “Omdat ze zo intens van smaak zijn, heb je er ook veel minder van nodig. Bij proeverijen vallen mensen wel eens van hun stoel, omdat ze nog nooit bijvoorbeeld de intense geur van verse kaneel hebben geroken of de dieprode kleur van verse paprikapoeder hebben gezien.”

“Inmiddels is het ook zo dat mensen de smaak van de supermarkt gewend zijn. Je moet je afvragen of de supermarkt niet gewoon te goedkoop is.” Ze snapt ook dat de prijs nog te hoog is voor veel mensen: “Onze doelgroep is momenteel vooral de mensen die bezig zijn met duurzame producten en die van koken houden. We hebben in Leiden ook een aantal restaurants en een paar bakkers als klant. Koks -chefs en hobby- hebben steeds meer oog voor waar de producten vandaan komen en wie het heeft verbouwd. Hoe puur het is. Dat zit bij ons natuurlijk heel goed.”

The Good Spice staat volgens Van Zelst voor een korte keten waarbij iedereen profiteert: de boer, de natuur en de eindgebruiker. Maar het bedrijf staat voor een groter belang: “We proberen uiteindelijk de specerijhandel te veranderen.”

Kaneel schrappen

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Florian de Deugd

Het Rotterdamse bedrijf dat oesterzwammen kweekt op koffiedik, rotterzwam, onderzoekt de mogelijkheden voor kweken in een toekomstige ruimtekolonie op de maan of Mars. Niet dat er morgen een ruimteschip vertrekt, zeker niet. Het is vooral een gedachte-experiment in het kader van de expositie ‘Spacefarming: the future of food’ in het Evoluon in Eindhoven. Hoe de korte keten invloed kan hebben op een reis van honderdduizenden kilometers.

Wouter van Wijk

“Vanwege die expo vroegen we ons af hoe gaan we de ruimte in? En wat doe je op zo’n maanbasis met voedsel? Het móet wel circulair zijn. En daar zijn wij vaak mee bezig.” zegt Florian de Deugd van rotterzwam. “Ik weet niet hoeveel koffie er gedronken wordt op zo’n basis, maar je kunt gelukkig ook kweken op biomassa. Dan groeien dan zwammen op om voedsel uit te krijgen, en tegelijk de biomassa af te breken. Biomassa is al het biologische afval dat je genereert. Van koffiedik tot granen of de kopjes van de paprika.”

De acht zeecontainers

De methode waarop rotterzwam zijn paddenstoelen kweekt, heeft ook wel iets weg van science fiction. De kwekerij van het bedrijf bestaat uit acht zeecontainers -wel zo toepasselijk in de havenstad- waarin grote zakken met koffiedik hangen, met vochtig doorzichtig plastic, waaruit dan weer paddenstoelen groeien. Het past zo in een film over buitenaardse wezens.

Koelkast

Omdat het lastig en kostbaar is om een hele container mee te nemen naar de Spacefarming expo, die 23 september start, demonstreert rotterzwam het idee in een zogenaamde vending koelkast. Dat soort koelkasten wordt vaak in winkels en snackbars gebruikt vanwege de glazen deur, waardoor de inhoud goed zichtbaar is. “Daarin zit eigenlijk een verkleinde versie van wat we normaal in de zeecontainer hebben”, zegt De Deugd.

Aliens!

Ook het idee achter rotterzwam komt in de ruimte dan ook goed van pas: een volledig circulair product. “We laten op die manier het concept zien en geven daarbij workshops. We hebben meetings met grotere bedrijven in de omgeving van Eindhoven die de stap naar circulair willen zetten. We willen ze stimuleren om de hele cirkel te volgen. We komen het koffiedik ophalen, en verkopen de snacks weer in de kantine. Dan raken werknemers ook bekend met het concept.”

Corona leidde tot Growkit

Want die bekendheid werkt: “We doen steeds meer workshops en rondleidingen voor gewone mensen. Het idee dat je koffiedik hebt, je daar een zwam in ziet groeien en dat die daarna in je pan ligt, spreekt aan. Het is iets heel anders dan een plastic bakje dat je in de supermarkt koopt.” Die groei is nog een nasleep van corona, toen het bedrijf een growkit ontwikkelde om zelf zwammen te kweken.

Veganistische zwamkroketten

In de tien jaar dat het bedrijf inmiddels bestaat, is de interesse sowieso toegenomen, ziet hij. “We draaien al tien jaar break even, dat is al een hele prestatie in deze markt.” Het bedrijf draait vooral op de inkomsten uit de snacks, de vergoeding die het krijgt voor het ophalen van koffiedik en de growkit. Het bedrijf rekent inmiddels TU Delft, diverse gemeenten en bedrijven als Lely, Nationale Nederlanden en Arcadis tot zijn klanten. Ook verkoopt rotterzwam compleet ingerichte containers internationaal, met alles erop en eraan. “We hebben er net drie naar Barcelona verstuurd,” zegt De Deugd. In totaal zijn er nu dertien verkocht. Wanneer ze op de maan of Mars staan is wel nog even koffiedik kijken.

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Terwijl steeds meer mensen hun weg weten te vinden naar boerderijwinkels, stalletjes en online bestelsystemen voor lokale producten, wordt er in de Nederlandse horeca nog relatief weinig gebruik gemaakt van lokale waren. Zeker als je kijkt naar de buurlanden. De Voedselfamilie Krimpenerwaard wil dat veranderen. Het lijkt simpel maar de praktijk is lastig, legt voortrekker Eric van Heukelom uit.

Wouter van Wijk

“Nederland is nog wat terughoudend in het gebruik van lokale producten. Zowel de consument als de horeca. Je ziet wel een broodje met kaas van de lokale boer, dat voelt goed natuurlijk, maar veel verder gaat het niet.” Dat is zonde, vindt hij: “In de Krimpenerwaard is er een mooi aanbod van lokale producten. Vooral kaas en vlees, fruitsappen en allerlei soorten onbespoten bessen. Ook heb je biologische geiten-kefir en er zijn eitjes uit Stolwijk, aardappels uit de Hoeksche Waard. De horeca zou ook van die mooie producten moeten profiteren.” Hij voegt toe: “Er moet een kentering komen.”

Van Heukelom loopt al een tijdje mee in de logistiek, maar dan op een heel ander vlak: computerchips. Hij zet zijn kennis nu in om samen met zijn vrouw Siep de kar te trekken voor lokaal eten in de horeca. De afgelopen maanden zocht hij samen met zijn vrouw voor de voedselfamilie Krimpenerwaard, en met steun vanuit De Kortste Weg, naar obstakels die de horeca tegenkomt. Conclusie: “Er zijn drie zaken écht belangrijk voor de gemiddelde horeca-onderneming: de prijs, de leverbetrouwbaarheid en het levergemak.”

“In de horeca is men gewend, vandaag bestellen, morgen in huis. Als je spruitjes besteld, kun je er vrij zeker van zijn dat deze overmorgen op het bord van de gasten liggen. Het is een obstakel als blijkt dat de spruitjes niet geleverd kunnen worden!” Dat is een flink obstakel, ziet hij. “Daarbij komt ook het bestelgemak. Bij de groothandel ga je naar een website. Je doet klik klik klik en je hebt het morgen binnen. Voor lokale producten bestaat zoiets nog niet echt.”

Vlees dat je niet hoeft te kruiden

Die problemen zijn misschien best oplosbaar, denkt hij. Waarbij het bijvoorbeeld zou helpen als de koks zich flexibel opstellen: “Blijken er geen spruitjes te zijn, dan spitskool op het menu. Of kijk eens naar de portie-grootte. We hebben berekend dat het op jaarbasis enorm scheelt als je de portiegroottes van het vlees tien procent verkleint en de groenten tien procent vergroot. Op die manier kun je ruimte in het budget creëren en meer lokaal en inkopen.”

Van Heukelom ziet ook wel dat niet ieder eetcafé dat kan doen: “We hebben een hoeve hier. Eigenlijk hoef je het vlees niet eens te kruiden, zo goed is het! Maar dan zit je wel met een hogere inkoop. Een paar restaurants in het hoge segment doen dat, voor andere horeca is het te duur.” Eetcafés kopen liever meer voor minder geld. “‘Smaak kan een kok ook maken’, zeggen ze dan.” Dat is maar deels waar natuurlijk, kruiden kunnen niet alles goedmaken.

Eric en Siep
Eric en Siep

Niet alleen de horeca moet de hand in eigen boezem steken, de consument speelt ook een grote rol: “Je ziet de consumenten zeker bewuster worden, maar wanneer ze uit eten gaan, vragen ze niet naar lokale producten. Als dat zou gebeuren zou dat wel helpen.” Hij hoopt dat concurrentie zijn werk doet: “Als een horecaondernemer het ziet bij de buurman, dan wekt dat toch interesse. We raden de ondernemers aan om te starten met een aantal gerechten op de kaart en er ook bij te vermelden dat de ingrediënten uit de streek komen. Kijk eens wat de gast doet als zij een keuze kunnen maken tussen een lokaal stukje vlees en iets waarvan de herkomst onduidelijk is.

Kiloknaller

“Mensen moeten ook wennen, we hebben hier verderop een kaasboerderij zitten, die is goedkoper dan de supermarkt. Toch gaan veel mensen liever naar de supermarkt, voor het gemak en de goedkope kiloknaller. De grote supermarkten maken miljarden winst en de boer ziet daar zo weinig van terug.”

Ook zijn er verborgen voordelen van lokaal eten, ziet Van Heukelom: “Kijk eens wat je ervoor terugkrijgt: een mooi landschap en heerlijk vers en gezond eten wat niet duizenden kilometers heeft afgelegd voor het op je bord komt. Je helpt daarmee de boer, het land en jezelf.”

Om verder te komen heeft de Voedselfamilie een plan opgesteld dat bestaat uit een aantal projecten. “Je hebt best wel een lange adem nodig om alle neuzen de goede kant op te krijgen. We kijken bijvoorbeeld naar een distributiepunt voor de Krimpenerwaard en omgeving, hoe we dit kunnen opzetten zodat de horeca met gemak de bestelling kan doen om zo lokaal mogelijk mooie en lekkere producten kan bestellen. Dit is een lange weg, maar we komen daar wel.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Hidde Boersma en Joris Lohman, makers van de film The Future of Food – waarin ze in de boksring over de toekomst van het voedsel praten en ‘boksen’ – zijn gestopt met vechten. In plaats daarvan willen ze praten. Ze denken inmiddels dat je met praten verder komt en willen zo een oplossing creëren voor de voedselproblemen waar de mensheid in de toekomst voor komt te staan. 

Jacey Thurston

Waar The Future of Food nog een verhaal was van ‘profeten’ (ecologie) en ‘tovenaars’ (technologie), moet een nieuwe film beide stromingen met elkaar verbinden. Die stap begint met een gesprek, in plaats van een discussie.

The Future of Food – OFFICIAL TRAILER

Van strijd naar samenkomst

In The Future of Food stapten de mannen als een statement, echt met elkaar in de boksring. Op die manier probeerden ze het voedselgevecht op te lossen. Zij vertegenwoordigen namelijk twee stromingen: Boersma die van de tovenaars en Lohman die van de profeten. Tovenaars zien de voedselproductie hoogtechnologisch voor zich, waar de profeten vinden dat die juist in harmonie met de natuur moet zijn. Deze twee stromingen staan lijnrecht tegenover elkaar in het voedseldebat. Het is de hoogste tijd om daar verandering in te brengen.

Lohman en Boersma in gesprek

Houdbaar voedselsysteem

Het gevecht over de voedseltoekomst speelt niet alleen in Nederland, maar wereldwijd. Want uiteindelijk hebben we allemaal eten nodig om te overleven. Tegelijkertijd moeten we ook voor onze aarde zorgen. In 2050 zullen er zo’n 10 miljard monden gevoed moeten worden, terwijl de biodiversiteit floreert en het klimaat is gestabiliseerd. Een houdbaar voedselsysteem voor iedereen is het einddoel, maar hoe komen we daar?

Platform met actiepunten

Als eerste stap richtten Boersma en Lohman het platform Stop the Food Fight op. Via dat platform willen zij het gesprek aangaan en gaande houden. Daarmee werken ze, samen met anderen, aan het nieuwe voedselverhaal. Hoe dit eruitziet, is nog niet helemaal duidelijk, maar zal uiteindelijk te zien zijn in een nieuwe film. Het platform noemt in ieder geval de volgende actiepunten:

Verse ijsthee van lokale ingrediënten

1.     Erken de uitdaging

2.     Stop het hokjesdenken

3.     Stop met vechten, start de dialoog

4.     Geef ruimte

5.     Werk samen

6.     Treed naar buiten

Verbinden en groeien

Niet alleen via het platform, maar ook in de regio is het van belang om met elkaar in verbinding te staan. Op lokaal niveau is het soms een eenzame strijd, waar op regionaal niveau meer mogelijk is. Daar kun je een collectief vormen met anderen, met elkaar samenwerken en het zo samen doen. Op die manier kunnen we uiteindelijk het aandeel lokaal eten vergroten. Met meer eten van dichtbij, meer eten uit het seizoen en minder vlees. Door samen te sparren, kunnen we daar tenminste wél voor vechten.

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Uit ons kijkje in de keuken van de Vlaamse Week van de Korte keten, bleek al dat we van onze directe zuiderburen iets kunnen leren over lokale producten en de korte keten. Hoe zit dat bij de zuiderburen van onze zuiderburen?

Een menu in Amboise, met illustratie

Wouter van Wijk

Dat de Franse cuisine vol zit met beroemde clichés, weet bijna iedereen: croissants, baguettes, escargots (wijngaardslakken) en foie gras (de beroemde, vaak onder dubieuze omstandigheden gemaakte ganzenlever). Maar misschien wel door die beroemde clichés blijft er wel een aspect onderbelicht: lokale producten. Frankrijk gaat daar wezenlijk anders mee om dan Nederland. Waar je ook gaat of staat – middenin Parijs of ergens achteraf in Bretagne of de Loire – overal vind je restaurants met menukaarten die producteurs locaux voeren: producten van lokale producenten. 

Schoolbord met de oorsprong van de producten bij l’Ecluse

Waar je in Nederland restaurants hebt die zich kunnen onderscheiden met lokale producten, zijn lokale producten in veel Franse streken zó normaal, dat je je er niet eens mee kúnt onderscheiden. In een stadje als Amboise, aan de Loire in midden-Frankrijk, hebben vrijwel alle restaurants lokale producten op de menukaart. Zo weet eigenaar Arnaud Morillon, van restaurant l’Ecluse, precies te vertellen van welke boerderij het rundvlees komt, of waarvandaan de kaas komt, en natuurlijk de wijn. “Deze vis komt van een visserij bij Nantes,” zegt hij bij het opdienen van het hoofdgerecht. De kaas komt uit Touraine en Pontlevoy.” Alles lokaal. Bij de ingang hangt een groot schoolbord, waarop dat nog eens extra benadrukt wordt. Een verschil met de korte keten in Nederland is er wel: de afstanden. Zo komt de vis uit Nantes, ruim tweehonderd kilometer verderop. Maar Nantes ligt, net als Amboise, aan de Loire. Dus lokaal, redeneren de chefs.

Zelfs in het mondaine Parijs vind je lokale producten te over. Al moet je vaak wel buiten de toeristische gebieden kijken. Overal vind je winkels met lokale producten: kleine zelfstandigen, in bio-winkels als Bio C’Bon, maar er bestaan ook een ketens van winkels met lokale producten: bijvoorbeeld Au Bout du Champ en La Recolte. Waarbij de eerste vooral de nadruk legt op het lokale, met producten van maximaal 150 kilometer verderop. La Recolte koopt biologische producten direct van tachtig leveranciers, maar dan wel weer uit heel Frankrijk. Dus olives uit de Provence, Champignons de Paris maar dan wel uit de Lot en fromage, kaas uit noord-Frankrijk.

Reflets de France in de aanbieding

De Franse grootgrutter Carrefour kan niet achterblijven en heeft schappen vol producten Reflets de France, (Bespiegelingen van Frankrijk) met Fraises de Dordogne aardbeien uit de Dordogne en Miel de Midi-Pyrénées, honing uit de Pyreneeën. Daarnaast melden allerlei dagelijkse producten vaak trots dat de tarwe, de visproducten of de sojabonen uit Frankrijk komen, uiteraard vergezeld van een kek Frans vlaggetje. Zelfs in de folder van de Duitse discounter Aldi wordt benadrukt dat de Choux de Bruxelles (spruitjes) van Origine France zijn.

Frans vlaggetje op houdbaar brood

Dit betekent niet dat het allemaal vanzelf gaat. Ook in Frankrijk kan de korte keten wel wat hulp gebruiken. De overheid promoot lokaal voedsel flink. Zo loopt in Parijs op dit moment het Festival du mieux manger, een voedselfestival dat zich richt op lokale producten van kleine producenten. Daarnaast is Frais et Local, vers en lokaal, een grote site waarop je honderden producenten en verkooppunten kunt vinden. Ook vind je door heel Frankrijk heen de zogenaamde AMAP initiatieven, waarin consumenten samenwerken met lokale producenten. Ook de Nederlandse Ambassade in Parijs is geïnteresseerd. Die nam interviews af met Fransen die werken aan korte ketens.

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Champignons de Paris, maar dan uit de Lot

Zaterdag 20 mei, tijdens het Weekend van de Korte Keten, rijdt er door Rotterdam een aardappelkaravaan. Boer Jeroen Klompe uit Mijnsheerenland geeft in samenwerking met de voedseldistributeurs van Rechtstreex 5.000 kilo van zijn lekkerste aardappels weg. Klompe wil Rotterdammers laten proeven hoe goed eten van een gezonde bodem smaakt. En zo meer mensen enthousiast maken over eten uit de lokale keten.

Kees Vermeer

De echte Hoeksche Rooie

De bewuste aardappel, de zogenaamde Hoeksche Rooie, teelt Klompe al tien jaar. Met de aardappelkaravaan kunnen Rotterdammers er nu gratis mee kennismaken. Klompe wil met de actie uitdragen dat iedereen met alledaagse zaken, zoals boodschappen, kan bijdragen aan een positieve verandering. Want boeren staan onder druk om te produceren tegen een steeds lagere prijs. Dat leidt tot verlies van bodemgezondheid, biodiversiteit en kwaliteit van producten. De boodschap van de actie: een duurzamer voedselsysteem is hoognodig en dat lukt alleen als consumenten meedoen. Consumenten kunnen helpen om het tij te keren door vaker te kiezen voor hoogwaardige, lokaal geproduceerde producten.

Maarten Bouten van Rechtstreex: “In coronatijd zagen we een piek in interesse voor lokale en duurzame producten. Maar in deze tijden van hoge inflatie kiezen mensen weer vaker voor goedkopere producten uit de supermarkt. Die zijn meestal niet op een verantwoorde manier geproduceerd. En dat terwijl het allang duidelijk is dat het anders moet. In de landbouw is het momenteel volop crisis. De urgentie voor verandering wordt steeds groter.”

Klompe verbouwt op zijn kleigrond in de Hoeksche Waard verschillende gewassen: Hoeksche Rooie aardappelen, Pink Onions en sjalotten, peulvruchten en quinoa. De focus ligt op duurzame landbouw en een gezonde bodem. Hij is ervan overtuigd dat een gezonde bodem de basis is voor gezonde producten, gezonde mensen en uiteindelijk een gezondere wereld. Hij gelooft in de kracht van bewuste consumenten, die samen via de lokale voedselketen het verschil kunnen maken. Onder zijn mantra ‘een gezonde bodem, plant, product én mens’ is hij als pionier duurzamer gaan telen. Hij wil de consument laten zien dat het ook echt anders kan.

Jeroen Klompe

Daarom werkt Klompe al jaren samen met Rechtstreex om zijn producten en die van andere vooruitstrevende boeren uit de omgeving in de stad te krijgen. Bij Rechtstreex gaan inkomsten vanuit boodschappen zonder onnodige tussenschakels direct naar de boer, zodat die kan werken met oog voor landschap, dier en natuur. De aardappelen uit Mijnsheerenland zijn al jaren favoriet bij Rechtstreex-klanten.

Maarten Bouten kijkt uit naar de actie. “We kunnen zo nog veel meer mensen enthousiast maken over eten uit de lokale keten. Bovendien is Jeroens manier van akkerbouw niet alleen duurzamer, maar smaakt het product ook veel beter. Kom het zelf maar proeven!’ 

Maarten Bouten

De aardappelkaravaan op zaterdag 20 mei heeft drie stops: Erasmusbrug (14.00-14.45 u), Beurs (15.00-15.30 u) en de lokale Oogstmarkt op het Noordplein (16.00-17.00 u). De locaties zijn makkelijk te herkennen aan onder andere spandoeken. Wees er snel bij, want op = op!

Voor alle Rechtstreex-klanten is er een aparte actie: iedereen die tussen 23 en 28 mei een bestelling afhaalt of bestelt, krijgt een kilo aardappelen gratis.

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Nu in Nederland het eerste Weekend van de Korte Keten voor de deur staat, is het tijd voor een kijkje bij onze zuiderburen. Want in Vlaanderen organiseren ze al voor de zesde keer de Week van de Korte Keten. Vanaf maandag 15 mei worden een week lang lokale producenten in het zonnetje gezet. Inmiddels heeft 46% van de Vlamingen van de Week gehoord. Wat werkt er wel in Vlaanderen, en wat niet? Katrien Baetens van de provincie Oost Vlaanderen legt uit.

Wouter van Wijk

Katrien Baetens

“We willen consumenten aanzetten om meer lokaal te gaan,” zegt Baetens. “Eén op de zeven landbouwers in Vlaanderen zit deels in de Korte Keten. Het is de bedoeling dat dat omhoog gaat.” Tijdens de Week van de Korte Keten worden producenten op allerlei manieren gepromoot. Niet alleen van lokale boeren, maar ook bijvoorbeeld een lokale chocolatier die cacaobonen uit Afrika gebruikt, maar deze wel in Vlaanderen verwerkt. Baetens: “Zo willen we aantonen dat de korte keten meer is dan een boer of een streekwinkel.”

Korte Keten uitleggen

Dat laatste is onderdeel van de doelstellingen achter de Week: “We willen de burger tonen wat de korte keten nou precies is. De term ‘korte keten’ is niet zo heel gemakkelijk te begrijpen. Mensen weten soms wel dat het iets met lokaal voedsel te maken heeft, maar niet veel meer. We willen aantonen dat de korte keten meer is dan een boer of een streekwinkel.” Daarmee doelt ze op de chocolatier, maar ook op initiatieven als de zelfpluk, afhaalpunten en voedselautomaten. En op voedselteams en buurderijen. “In voedselteams helpen vrijwilligers mee aan de distributie van lokaal voedsel, bijvoorbeeld door vanuit hun schuur een lokaal distributiepunt te zijn voor mensen in de stad.” Buurderijen zijn kleine boerenmarktjes. 

Een andere doelstelling van de Vlamingen: Waar vind je die producenten? “We hebben een website, Recht van bij de boer, waar inmiddels zestienhonderd producenten op staan.” Van de chocolatier tot de kaasboer. “We doen ook veel met storytelling: het verhaal van de boer. Liefst rond een thema. Dus niet de provincie zelf aan het woord, maar juist de lokale producent.” 

Ondanks dat hoge getal, is het aantal activiteiten in de agenda van de Week in de loop der jaren teruggelopen. Dat is bewust, zegt Baetens. “Het gaat ook niet om kwantiteit, maar kwaliteit. Vroeger hadden we vierhonderd activiteiten in de agenda, nu nog maar zevenenzeventig. Dat werkt beter.” Ook levert de organisatie van de Week meer maatwerk dan vroeger: “De producenten hebben heel weinig tijd. Dus we ondersteunen ze in de communicatie. Bijvoorbeeld wegwijzers voor de week van de korte Keten worden kant en klaar aangeleverd.” Ook los van elkaar hebben de provincies, gemeenten en overheden kleinere initiatieven: “Vlaams Brabant doet een verkiezing, de Korte Keten Kop, West Vlaanderen heeft boeren markten, Oost Vlaanderen heeft een spaarkaartenactie.”

Succes

De week wordt georganiseerd en gefinancierd door de vijf Vlaamse provincies, de Vlaamse overheid en het VLAM (Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing), samen met het steunpunt Korte Keten

En met succes. Uit een enquête bleek onlangs dat 46% van de ondervraagde Vlamingen van de Week van de Korte Keten had gehoord. Een enorm percentage. Hoe kan dat? “Het is nu de zesde keer, dat helpt natuurlijk. Maar ook de focus. We behouden expres telkens hetzelfde campagnebeeld. Dan blijft het beter hangen. Ook ligt onze focus echt op die ene week in het jaar. We nodigen lokale besturen uit om mee te doen, bibliotheken. Dit jaar heeft een op de drie gemeenten ingeschreven, van de driehonderd die we hebben aangeschreven. Niet slecht!”

Het Nederlandse Weekend van de Korte Keten loopt van 18 tot en met 22 mei.

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!