De Kortste Weg

Een nieuw jaar, nieuwe kansen. Ook voor de korte keten. De Kortste Weg bestaat nu zo’n vijf jaar. Een mooi moment om eens te kijken wat er in die tijd is veranderd. We vroegen het drie spelers die we al eerder interviewden. Ze zien een veelal positieve toekomst, al zijn er nog de nodige hordes te nemen.

Wouter van Wijk

Jan Willem van der Schans

“De voedselketens verkorten momenteel duidelijk”, zegt Jan Willem van der Schans, expert en onderzoeker korte ketens. “In de lange ketens zitten risico’s die we vijf jaar geleden nog niet kenden. Zie Oekraïne, zie covid. De lange ketens zijn steeds onzekerder en de korte zijn steeds professioneler en zekerder.” Hij noemt als voorbeeld Nedertarwe, een initiatief waarbinnen graanverwerkingsbedrijf Koopmans meel levert dat puur van Nederlandse boeren komt. “De geopolitiek is veranderd. Dus nu worden er inderdaad vragen gesteld als: waar komt het graan vandaan waarmee Nederlanders brood bakken? Vroeger kocht je meel van Koopmans, maar dan wist je niet van waar het vandaan komt. Het kon uit Oekraïne komen en nu weten we dat het komt van elf boeren in Nederland die Nedertarwe telen.”

Perfect is het nog niet: “Het nog niet zo dat we weten, dit pakje meel dat komt van boer X. Dus we zitten nog niet op het niveau van de korte keten wat we eigenlijk willen, maar het is dichtbij.” Hij vindt zichzelf niet té optimistisch: “Ik heb vaak gehoord dat ik naïef ben, maar als ik dan tegen mensen zeg: dit is er gaande, dan zeggen ze: nou, er is toch meer aan de hand dan ik dacht.”

Omzet vervijfvoudigd

Jan Duijndam

Op een heel ander niveau ziet Jan Duijndam, van Hoeve Biesland in Delfgauw, de toekomst ook positief. Vooral de boerderijwinkel doet het goed: “Lokaal bij de boer halen, is veel meer hip geworden dan vijf jaar geleden. Corona heeft daar zeker een duw aan gegeven. Toen hadden mensen de ook de tijd om dat te doen. En het was een uitje.” Maar het begon al voor corona: “In vijf jaar tijd is de omzet verdrievoudigd.” Hoe ze dat voor elkaar hebben gebokst? “Dat is een knap deel marketing, naamsbekendheid, maar het is ook gigantisch belangrijk dat je een totaalaanbod hebt van allerlei verse producten hebt. Zo veel mogelijk lokaal, maar het maakt uiteindelijk niet uit waar je het inkoopt, als je het maar duidelijk communiceert met je klanten.”

Je moet het dus zelf doen, redeneert Duijndam. Van de overheid verwacht hij weinig: “Het mooie is: de consument wil wel. Maar de wetgeving niet. Het opstarten of doorstarten van een klein bedrijf naar middelgroot. Of van middelgroot naar groot, dan kom je steeds meer bureaucratie tegen.” Hij verwacht ook niets van de overheid, ook niet met een boerenpartij in een eventuele coalitie: “Het is een hoop gepraat. De BBB, ze weten gewoon niet waar het over gaat. Ons soort bedrijven hebben ze niets mee.” Omdat Hoeve Biesland in de duurzame en korte ketenhoek zit? “Nou ja, zo moet je het wel zien. In de overheid is nog steeds veel te weinig kennis over de korte keten. Op provinciaal niveau gaat het beter, maar gemeentelijk en landelijk niet.”

Extreme hindernissen

Sebastiaan Bos

Sebastiaan Bos, oprichter van Kievitamines in Katwijk aan Zee, ziet dat ook: “Het gaat goed, maar er zijn wel zorgen. De economie is natuurlijk op hol geslagen, de loonverwachtingen zijn hoog en ook de regelgeving helpt niet mee. Verloven worden uitgedeeld als zoete broodjes. Ik heb twee vaste krachten die vader worden. Dat is allemaal natuurlijk prachtig bedacht in een overheidsorganisatie waar ze dat beleid uitstippelen, maar in praktijk heb je niet zomaar even nieuwe mensen voor die korte tijd. Daarbij komt dat ze het minimumloon willen harmoniseren. Bovenop de eerdere afspraken, dan zit je op dertig procent loonstijging. Dat zijn echt extreme hindernissen.”

Hij verwacht ook storm voor bedrijven in de korte keten: “Wat ik om me heen zie, dan ga ik me wel zorgen maken om een aantal bedrijven. Er zijn er best wel een paar met logistieke ineffectiviteit. Als ik daar binnenloop denk ik: als jullie dat zo doen, dan wordt het best lastig om bijvoorbeeld zo’n fikse loonkostenstijging op te vangen.” Bos denkt daarbij vooral aan hippe bedrijven die veel geld ophalen en niet langzaam groeien: “Je ziet het aan Pieter Pot. Ze hebben twee miljoen euro opgehaald en gaan onderuit als dat op is. Zo zijn er wel meer. Ik zie concepten, ik zie beweringen, ik zie communicatie, waarvan ik denk: nou, dat wordt best wel een hele klus om dat rendabel op te houden.” Het probleem is niet eens dat die bedrijven zelf omvallen, maar de financiering voor bedrijven die minder hip zijn: “Dat zal op een gegeven moment ook zijn weerslag gaan hebben op bedrijven zoals de onze, die misschien later een keer geld willen aantrekken om wel iets goed te doen.”

Duijndam is heel praktisch: “Je moet echt de regels omzeilen. Je moet gewoon beginnen. Als je een winkel van vijftig vierkante meter mag hebben vanwege het aantrekkende verkeer, doe je het in een schuur van driehonderd vierkante meter. En dan zet je alles wat niet per se bij de winkel hoort, buiten die vijftig. Er staat nergens dat dit niet mag. Zo zoekt iedereen z’n eigen paadjes. Het klopt niet, maar je moet wel.” Andere boerderijwinkels kunnen ook meer omzet halen denkt hij: “Vooral dat idee van een uitje zouden mijn collega’s beter kunnen uitnutten.” Want niet iedere boer heeft bijvoorbeeld zijn bedrijf klantvriendelijk ingericht: “Ik zeg altijd: de kalfjes en de schaapjes zijn als de ballenbak van Ikea. Zorg nou dat die in een redelijk veilige ruimte zitten, waar de mensen ze aan kunnen raken, mee kunnen doen, zonder dat er trekker verkeer of ander verkeer langsrijdt.”

Plaatselijke voetbalclub

Van der Schans ziet dat ook, maar benadrukt dat de korte keten veel meer is dan boeren die hun eigen producten direct aan de man brengen: “Je hebt de supermarkten nodig. Dat gebeurt ook. Ik zie dat supermarkten gedwongen worden om op het lokale niveau meer burgerschap te laten zien.” En dan vooral in de franchise-winkels: “Ik heb lokale en Jumbo-ondernemers gesproken die zeiden: de familie Van Eerd [de eigenaren van Jumbo, red] komt in het nieuws door belastingfraude, doordat ze hun geld aan dure auto’s besteden. Wij zetten ons daar op lokaal niveau tegen af, want wij weten dat in onze gemeente mensen daar niks van moeten hebben.” 

“Ze zijn ook gewoon lokale ondernemers die wat willen doen voor de plaatselijke voetbalclub en die ook bejaarde mensen met een boodschappenservice willen blijven bedienen. Die doen ook allemaal activiteiten die eigenlijk niet keihard rationeel door te rekenen zijn door het hoofdkantoor, maar die zo’n lokale ondernemer wel leuk vindt om te doen. Dus zij gaan inkopen bij de boer, omdat ze het imago van Jumbo willen bijstellen. Dat was vijf jaar geleden nog niet zo.”

Dat schetst dat het in de breedte heel goed gaat, redeneert hij: “Korte ketens zijn soms gewoon een inherent beter oplossing dan lange. Ik denk dus dat betere oplossingen uiteindelijk boven komen drijven.”

Bos ziet dat ook, ondanks de praktische obstakels door de overheid en de economie: “Never waste a good crisis. Laten we er beter van worden.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Het zou een mooie tekst zijn in een kerstgedicht:

Kunnen we alle problemen in de landbouw oplossen,
Door heel Nederland vol te planten met voedselbossen?
Hebben we dan voldoende voedsel voor iedereen in de mond,
En worden en blijven we dan gezond?

Marja van der Ende

Zo aan het einde van het jaar 2023 mijmer ik over de afgelopen jaren informatie verzamelen en verwerken in meer dan veertig columns voor De Kortste Weg. Ik benader de materie vanuit mijn positie als meer dan gemiddeld kritische consument en vanuit mijn achtergrond als gezondheidsprofessional. Vooral dat onderwerp gezondheid lijkt in voedselproductieland nogal eens een ondergeschoven kindje te zijn. Dat blijkt maar weer uit het feit dat het bestrijdingsmiddel glyfosaat weer voor tien jaar goedgekeurd is voor gebruik in de landbouw, terwijl dit middel ook in verband wordt gebracht met de ziekte van Parkinson. Meer dan ooit is transparantie vanuit de producent nodig om nog een bewuste keuze te kunnen maken, waar we ons eten kopen. Er zijn namelijk genoeg boeren en tuinders die geen chemische bestrijdingsmiddelen gebruiken.

In mijn vorige column ‘Een bos om uit te eten’ stelde ik de vraag of voedselbossen DE oplossing zijn voor de hedendaagse problemen in de landbouw, zonder daar nog antwoord op te krijgen. In deze column werk ik samen met Liesbeth van Bemmel van Start een voedselbos en andere initiatiefnemers naar een eindconclusie. 

Problemen in de landbouw

Liesbeth van Bemmel (foto PuurMyra)

Ik vraag aan Liesbeth welke problemen in de landbouw opgelost kunnen worden met behulp van voedselbossen. Liesbeth antwoordt: “Ik zou bijna zeggen: te veel om op te noemen. Het lost veel van de problemen van deze tijd op. Het past helemaal in het idee van de transitie van de landbouw en eigenlijk de hele transitie die in de maatschappij nodig is. Bomen aanplanten is goed voor klimaat, de biodiversiteit, de luchtkwaliteit, de bodemkwaliteit en CO2 opslag. Verder gebruik je in een voedselbos geen gewasbestrijdingsmiddelen, geen kunstmest en vrijwel geen fossiele brandstoffen. Je hoeft niet te ploegen en ook niet elk jaar opnieuw aan te planten zoals bij akkerbouw. 

Het voedselbos is een ecologisch sterk systeem waarbij de natuurwaarden en de oogst per jaar toenemen vrijwel zonder externe input. Dat is precies wat we nodig hebben in de huidige transitie. Natuurlijk is het in de praktijk nog zoeken hoe we precies alle waarden van het voedselbos optimaal kunnen benutten voor een goed verdienmodel. Maar daar zijn gelukkig ook steeds meer goede voorbeelden van.”

Knelpunten

Toch lopen de oprichters van voedselbossen tegen knelpunten aan. Hilde en Rick die ik voor de vorige column sprak, hebben inmiddels de training en hun ondernemingsplan afgerond. Ondanks alle inspanningen die ze hebben verricht om deuren te openen en lijntjes uit te gooien, moet Hilde nog toegeven: “We hebben helaas nog geen grond om ons voedselbosplan op te gaan uitvoeren. Het is ook echt wel puzzelen op welke deuren we nog meer kunnen kloppen om aan dat stuk grond te komen. We staan in de startblokken voor als het perfecte stuk grond beschikbaar komt voor ons. Tot die tijd lijkt het een kwestie van vastbijten en blijven proberen en ook leren om af en toe maar even af te wachten wat alle lijntjes die we uitgooien misschien nog op gaan leveren. Die tijd gebruiken we trouwens ook om alles te leren over verschillende manieren van voedsel conserveren op natuurlijke manieren en onze plantenkennis uit te breiden.”

Ook Liesbeth geeft aan dat het oprichten van een voedselbos niet zo makkelijk is: “Ik merk dat veel mensen zich niet realiseren wat er allemaal komt kijken bij het opzetten van een professioneel voedselbos. Het beeld dat ze er van hebben is regelmatig te idealistisch alsof het allemaal makkelijk en vanzelf gaat. Tegelijkertijd zie ik ook mensen die heel graag een voedselbos willen maar er niet aan beginnen omdat ze denken dat het onhaalbaar is. De waarheid ligt natuurlijk in het midden. Er zijn natuurlijk een hoop dingen te regelen maar met een goed plan, een beetje geld en beetje organisatietalent moet het zeker lukken.”

Waar mensen volgens Liesbeth tegenaan kunnen lopen, is het verwerven van land, de financiering en de regels over het gebruik van het land. De gemeente bepaalt wat de bestemming is van het land en of er een voedselbos aangelegd mag worden. Dat kan niet overal en omdat een voedselbos een nieuw fenomeen is, zijn de regels er nog niet op ingesteld. “Hoewel dat langzaamaan steeds beter wordt en steeds meer gemeenten de voordelen van een voedselbos zien.”

Langetermijndenken

Al zolang ik me herinner, ben ik een langetermijndenker. Ik werkte eens bij een ICT-bedrijf, waar mijn leidinggevende me vaak vroeg of ik die klant of die klant al gebeld had, omdat ik een bepaalde target te halen had. Ondertussen was ik vooral bezig met het opbouwen van stevige klantrelaties die uiteindelijk op de lange termijn meer van waarde bleken te zijn, dan die paar klanten om nog even wat omzet bij te ‘scoren’. Zo is het mijns inziens ook met voedselproductie: op korte termijn zoveel mogelijk proberen te produceren, heeft gevolgen voor de bodem en voedingswaarde van de producten.

Liesbeth vult dit verhaal aan: “Een aspect waar mensen tegenaan lopen is de langetermijnplanning. We zijn heel erg gewend om in de korte termijn te denken. We willen snel resultaat en opbrengst zien. Een voedselbos is iets voor de lange termijn. De eerste jaren levert het nog niet zoveel op. Maar als het begint te groeien, dan groeit het ook flink door.”

Liesbeth van Bemmel in haar bos (foto PuurMyra)

Als ik aan Liesbeth vraag hoelang het duurt voordat een voedselbos klaar is om te oogsten, antwoordt ze: “Het duurt lang voordat een voedselbos volwassen is en vol op productie. Dat duurt wel tien tot twintig jaar. Tegelijkertijd kun je natuurlijk vanaf het eerste jaar al groenten en kruiden oogsten. En vanaf het tweede jaar ook al wel wat bessen, bramen en frambozen. En daarna komt er elk jaar meer bij, zowel in het aantal soorten als in het aantal kilo’s wat je kunt oogsten. Sommige bomen hebben natuurlijk echt de tijd nodig. Bij een notenboom duurt het bijvoorbeeld lang voordat die goed op productie is. Daarna blijft die elk jaar geven. 

We zeggen daarom wel dat je een voedselbos opzet voor de volgende generatie omdat dan het bos volgroeit is en er volop van geoogst kan worden. Ik vind dat wel mooi. Dat je iets moois doorgeeft aan de volgende generatie. Wat niet wil zeggen dat je er als generatie ook al veel plezier van kunt hebben en er goede inkomsten uit kunt hebben.” 

Andere Westlandse initiatieven

Als ik alleen al naar mijn eigen gemeente Westland kijk, zijn Hilde en Rick niet de enige initiatiefnemers voor een voedselbos. Zo las ik in een artikel in de regionale krant in september het verhaal van Dorith en Dave van Nielen die met hun stichting Groener Maasdijk kale hoekjes in hun dorp beplanten met bomen en vlinderstruiken. Ook hun droom is een voedselbos in het Westland. 

Een ander initiatief, is Voedselbos De Lier. Initiatiefnemer Jacqueline van Geest vertelt: “We willen vooral meer biodiversiteit creëren en ook zal dit een CO2- en wateropslag zijn. We zouden de aarde een heel klein beetje mooier willen maken. In ieder geval op deze plek. Verder willen we graag mensen bewust te maken van het feit dat de natuur zo mooi is. En laten zien wat de natuur allemaal wel niet te bieden heeft. Ook is het sociale aspect heel belangrijk. En last but not least, dat er voedsel uit dit bos gaat komen, is natuurlijk ook heel fijn! 

Hoe mooi is het dat er voedsel geproduceerd wordt in de natuur. Waar nooit gezaaid en geploegd hoeft te worden. En nooit ingegrepen hoeft te worden in het systeem met gif spuiten of water geven. Dit wordt een biotoop, de natuur regelt dit zelf, is in evenwicht.

Als ik aan Jacqueline vraag wat hun initiatief nog tegenhoudt, zegt ze enthousiast: “Nu zo goed als niets meer! De gemeente is enthousiast. Ook omdat ze de opdracht hebben om het Westland te vergroenen. Maar er zijn nog een paar noten te kraken, daar wordt nu hard aan gewerkt. We hebben er zin in en zijn nu bezig een stichting op te richten. En dan zo snel mogelijk een boomplantdag organiseren. We willen zo veel mogelijk mensen betrekken hierbij. Iedereen is welkom om te helpen.”

Voedselbossen DE oplossing?

Zijn voedselbossen dan echt DE oplossing voor de hedendaagse problemen in de landbouw? Volgens Liesbeth: “Het concept is te mooi om niet in te zetten. Anders gezegd: met de uitdagingen van deze tijd kunnen we dit concept niet laten liggen. Of nog anders gezegd: De uitdagingen van de exploitatie van een voedselbos vallen in het niet bij de uitdagingen van deze tijd.”

Ik voorzie een toekomst in Nederland waarin natuurinclusieve landbouw, kringlooplandbouw, biologische / ecologische tuinbouw en voedselbossen zorgen voor meer diversiteit in ons landschap, bodemgezondheid en bovenal: gezonde eindproducten. Gezond eten en bewegen in de natuur versterkt onze gezondheid. Dat is mijn wens voor 2024 en verdere jaren. 

Een gelukkig en gezond nieuwjaar! 🎇

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Was ik een paar weken geleden in mijn vorige column nog vol bewondering over het verhaal achter de gangbare glastuinbouw, de regels en eisen waaraan zij moeten voldoen en het milieubewuste telen, werd ik vervolgens met beide benen op de ‘bodem’ gezet door twee kritische reacties.

Marja van der Ende

Ik voelde me meteen heen en weer geslingerd door die verschillende kanten van voedselproductie, biologisch en niet-biologisch. De een zegt dit en de ander zegt dat, voor mij als meer dan gemiddeld kritische consument een verwarrende positie. Door een beetje graven in mijn eigen hersenpan en het stellen van meer vragen, realiseerde ik me dat er nog een belangrijke schakel in mijn vorige columns ontbrak: de bodem en voeding voor de planten waarvan wij de vruchten eten.

Greenwashing

Ik werd op die ontbrekende schakel gewezen door twee voedselproducenten: David Luijendijk en Roel van Buuren. David heeft een biodynamisch glastuinbouwbedrijf in Roelofarendsveen, Kwekerij Eko-Logisch. Hij teelt op volle grond en in de koude kas. David wees mij op het (voor mij onbewuste) ‘greenwashing’ aspect in mijn vorige column. David: “Alle gangbare glastuinbouw is chemie landbouw. Van overal wordt grondstof, arbeid, vandaan gesleept. Veel goedkoop voedsel voor ver weg. Hier is niks lokaals aan. Koop lokaal is een vorm van groenwassen, het echte probleem bedekken met de mantel der romantiek. De gangbare chemie landbouw loopt tegen alle grenzen aan. Fossiel verwarmen terwijl de aarde maar 10.000 vaten olie produceert per jaar. Pompen we eeuwen aan vastgelegd CO2 op. Ook in geothermie (red. aardwarmte) blijft het probleem dat het product voor een wereldmarkt wordt geproduceerd tegen een lage kostprijs. Waarom telen al die Westlanders geen 30 verschillende soorten groenten, zodat je alles wat je nodig hebt lokaal kan kopen?”. 

Ouderwets NPK denken

Ook Roel van Buuren van Biologische Boerderij Landlust reageert uitgesproken op mijn column. “Substraatteelt natuurlijk noemen is een beetje het ouderwetse NPK denken.” Dat laatste is een denkrichting in de agrarische chemie waarbij de elementen die het vaakst voorkomen, enkel als belangrijk bestempeld zijn. De toegepaste 5 mineralen (Ca – Calcium, Mg – Magnesium, K – Potassium/Kalium, S – Zwavel en P – Fosfor) blijken echter maar voor 2% van de droge stof van de plant uit te maken. In de natuur kunnen een paar micro nutriënten van een bepaald sporenelement belangrijker zijn dan kilo’s van deze 5 mineralen. Kortgezegd draait alles dus om de verhoudingen in bodem en voeding. (Bron: vruchtbarebodem.nl)

“Als je een plant stikstof, fosfaat en kali geeft, dan groeit het wel. Maar dan mis je zoveel stoffen die normaal in een gezonde bodem zitten. En die dus ook in je voeding komen. Steenwol met plastic is natuurlijk ook super slecht omdat je alles weer weg gooit en het gecomposteerd en gerecycled moet worden”, zegt David.

Experimenten in glastuinbouw

Ik ben blij met deze kritiek, het maakt me nieuwsgierig naar meer. Ik vroeg daarom aan mijn gesprekspartner van de vorige column, Nathalie Zwinkels van Courgettefleur, welke voeding de planten in de glastuinbouw krijgen: “De reguliere teelt gebruikt kunstmeststoffen, maar zorgvuldig gedoseerd, zoals mogelijk is in substraatteelt. Er wordt momenteel in de reguliere teelt geëxperimenteerd met natuurlijke meststoffen, met varkensmest en daarvan een soort thee trekken. Substraten kunnen ook iets anders dan steenwol zijn. Er wordt veel geëxperimenteerd met vervangende substraatvormen als kokos en perliet [red: een bodemverbeteraar]”.

Dat er veel wordt geëxperimenteerd om de reguliere glastuinbouw meer in de richting van biologisch telen te brengen, blijkt ook uit dit artikel over een biologische voedingsoplossing, uit 2019. De Van der Knaap Groep, een Westlandse ontwikkelaar voor substraten, heeft voor de VS en Canada een biologische voedingsoplossing ontwikkeld; in die landen wordt teelt ‘los van de ondergrond’ wel als biologische teelt erkend. Uit onderzoeken blijkt dat de producten bij het toepassen van deze voeding meer smaak en meer voedingswaarden bevatten.

(In Europa is substraatteelt niet erkend als biologisch, dus kan bij toepassing van deze biologische voeding de vrucht ook niet als biologisch geteeld bestempeld worden.)

Voortschrijdend inzicht

Hoewel de ontwikkelingen in de gangbare glastuinbouw duidelijk ook voortschrijden en steeds natuurlijker lijken te worden, betwijfel ik of het niveau van voedingswaarde van biologisch of biodynamisch op volle grond geteelde producten ooit gehaald wordt. Ik vraag me dit al af sinds ik in 2007 een basisopleiding in orthomoleculaire voedingsleer volgde. En tijdens bijeenkomsten over voedselproductie die ik in de eerste jaren na de start van Fietsen voor m’n eten bijwoonde, kreeg ik nooit een duidelijk antwoord op de vraag of er in de reguliere tuinbouw ook onderzoeken naar voedingswaarden van producten worden gedaan. De experimenten in de glastuinbouw lijken vooral gericht op zoveel mogelijk productie op zo min mogelijk oppervlakte, om de in omvang toenemende wereldbevolking te kunnen voeden. Maar is dat dan voeding of vulling? 

Zelfs uit diverse onderzoeken, verzameld door het Informatiecentrum Voedingssupplementen en gezondheid in dit artikel, kan toch nog niet hard geconcludeerd worden dat een afname van de voedingswaarde van onze voeding direct te wijten is aan een verminderde kwaliteit van de bodem. Ook factoren als het kweken van nieuwe plantenrassen (die meer en grotere producten voortbrengen) en klimaatverandering kunnen hierin een rol gespeeld hebben.

Wat mij als kritische consument opvalt bij het stellen van vragen aan voedselproducenten, is dat iedere speler in de voedselmarkt bruist van enthousiasme voor de eigen gekozen weg en de overtuiging heeft goed en gezond bezig te zijn. Dit is gezien vanuit het door hen gekozen oogpunt. Ieder teeltsysteem blijkt echter ook minpunten te hebben. Gangbare telers kiezen voor substraat om meer productie te hebben, minder plagen te hoeven bestrijden en minder water te verspillen, maar gebruiken nog veelal kunstmest en steenwol als voedingsbodem hetgeen de voedingswaarde in de vrucht wellicht niet ten goede komt. 

Biologische producenten kiezen voor volle grond vanwege de bodemgezondheid en voedingswaarde van de producten, maar verbruiken veel meer water omdat het wegsijpelt in de ondergrond en verliezen vaker productie door plagen. Dit laatste wordt overigens tegengesproken door David: “Ik gebruik al zeker 15 jaar niks om mijn gewassen te beschermen, behalve goede compost. Ik heb een bovengemiddeld saldo (euro opbrengst) in de kas, van € 33 vergelijkbaar met een chemie paprika teelt. Maar dan zonder kunstmest, afval, biodiversiteit verlies, gasverbruik, dus minder kosten.”

Terug in de tijd 

Wederom vraag ik me af: kunnen we nog terug naar de tijd vóór de industriële (chemische) land- en tuinbouw, toen alles nog biologisch op de volle grond geteeld werd? 

Reeds in 1948 legde huisarts Frits Gouwe een duidelijke link tussen bodemgezondheid en de gezondheid van de mens. In zijn pleidooi in het boekje ‘Bodemgezondheid’ gaf hij uitleg over de elementen waaruit een gezonde bodem moet bestaan om gezond voedsel voort te brengen, zodat mensen niet ziek worden: “1. Een volledige voeding (alle eetbare gedeelten worden gebruikt), 2. Alle voedsel groeit bij het stelsel van de totale kringloop, 3. Alle voedsel is vers van de bodem met zo min mogelijk denaturatie door koken, steriliseren, bevriezen of conserveren.”

Dr. Gouwe waarschuwde in zijn boekje ook voor “een snelle afname van sporenelementen in de grond met grote gevolgen voor de voedingswaarden van landbouwproducten”. En zelfs de uitvinder van kunstmest, Justus von Liebig, kwam al in 1850 tot “de herbezinning dat landbouw niet kan worden gereduceerd tot een zuiver chemisch proces van stikstof (N), fosfaat (P) en kalium (K)”, het ouderwetse NPK denken dus. Hoe is het dan toch zo gelopen dat deze denkrichting verankerd is geraakt in de land- en tuinbouw? 

Ik kreeg het boekje van dr. Gouwe vorig jaar in mijn handen gedrukt door Liane Lankreijer, die zich vanuit de Voedselfamilies Zuid-Holland in samenwerking met de provincie inzet voor een gezonde en duurzame voedselomgeving. Het boekje belandde vorig jaar nog op mijn hoge stapel boeken om te lezen, maar voor deze column was het de hoogste tijd om het te lezen. En ik kan het iedereen aanraden. Door Roel werd ik ook nog gewezen op de bijeenkomsten van de Voedselfamilies over de relatie tussen bacteriën, bodem en buik. Nog meer voedingsstof om te onderzoeken dus.  

De link tussen een gezonde bodem en een gezond lichaam is mij nu nog meer dan duidelijk geworden. Dit voortschrijdend inzicht gaat nog beter dan ooit mijn keuzes bepalen, welke voeding ik in mijn mond stop. Dat worden weer vele mooie fietstochtjes, wellicht iets verder buiten de Westlandse grenzen dan voorheen. En een kritisch mens heeft de halve wereld, dus ik blijf twijfelen en vragen stellen.

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Nu steeds meer boeren en burgers openstaan voor landbouw met meer biodiversiteit en meer aandacht voor de natuur, ontstaan er in het hele land kleine en grotere initiatieven om dat mogelijk te maken. Helaas lopen die projecten regelmatig tegen dezelfde problemen aan. Omdat de oplossingen niet altijd gedeeld worden -of niet vindbaar zijn- moet iedereen telkens het wiel opnieuw uitvinden. Daar moet het project Boer&Buur met Natuur verandering in brengen. Projectleider Hub Jongen legt uit hoe.

Wouter van Wijk

Hub Jongen

Boer&Buur is een gezamenlijk initiatief van de twaalf landelijke Milieufederaties, samen met de organisaties Caring Farmers, Herenboeren, Land van Ons, Lenteland en Burgerboerderijen. Met twee miljoen euro van de Postcodeloterij willen de Milieufederaties met vierentwintig initiatieven voor samenwerking tussen boeren en burgers de korte keten en de natuur in Nederland versterken.

Je zocht de afgelopen weken vierentwintig coalities door het hele land die Boer&Buur kon ondersteunen. De deadline was 15 november. Is het gelukt?

“Jazeker! We hebben eenenzestig aanmeldingen binnen, dus we moeten keuzes maken. We willen er in elke provincie twee onder de arm nemen. We gaan ze ondersteunen om hun coalitie op te zetten of verder te brengen. Ze kunnen steunen op onze medewerkers in de provincie, die daar een netwerk hebben en heel goed begrijpen wat er nodig is om de coalities een stukje verder te brengen.”

Wat bedoel je met een coalitie, wie zijn dat?

“Dat is heel divers. Soms is het ingestoken vanuit een boer, of boeren. Bijvoorbeeld een melkveehouder die natuurinclusief wil gaan. Die zegt: joh, ik heb al buren die bij me komen, maar ik wil daar veel intensiever mee optrekken, want ik heb die buren gewoon nodig. Een andere keer is het vanuit de buren, die zeggen, we hebben een voedselcoalitie en we willen meer samenwerken met de boer. Maar je kunt ook denken aan een school, een ziekenhuis of een bedrijf dat lokaal producten wil inkopen. We hebben zelfs wijnboeren!”

Op welke manier kan een buur een boer helpen?

“Als je ziet wat er gebeurt bij de boeren die omgaan, die hebben daar eigenlijk heel vaak de buur bij nodig. Want als je omgaat naar natuurinclusief boeren, is het verrekte handig als je bijvoorbeeld ook je spullen lokaal kunt verkopen. Het kan ook voorkomen dat je financiering nodig hebt. Dan is het handig om te kijken of je crowdfunding kunt doen, of aan te haken bij andere initiatieven in je buurt. Of je hebt soms even handjes nodig. Dan is het ook wel fijn als buren als vrijwilliger kunnen meewerken of meedenken. Meehelpen oogsten ligt natuurlijk voor de hand, maar buren kunnen soms ook helpen bij hele andere, complexe vraagstukken over bijvoorbeeld de toekomst.”

En hoe helpt jullie project de boeren en de buren?

“In december gaan we met alle vierentwintig projecten om tafel zitten en het hebben over de lange termijn doelen: waar wil je naartoe? En dan terug redeneren naar: wat is dan de uitdaging die we samen gaan oppakken? Dan kijken we of we zelf de kennis voor die uitdaging in huis hebben, of niet. Of zit die bij een van de partners? We hebben Herenboeren, Land van Ons, Lenteland, Caring Farmers, Burgerboerderijen. Daar zijn al veel boeren bij aangesloten en het zijn vaak koplopers in de transitie. Ze hebben daarom veel kennis. Dan kijken we of we al een Herenboer of een Caring Farmer hebben die dit al opgelost heeft? En kunnen we die boer vragen om de oplossing met ons te delen, zodat we verder kunnen? Daar is ook budget voor. Dus we kunnen zeggen: joh, we weten dat je het druk hebt, maar we kunnen je iets betalen waardoor je bijvoorbeeld even iemand anders op je koeien kunt laten passen zodat jij een andere boer of een coalitie kunt helpen.”

Op welke manier helpen Boer&Buur zo de natuur?

“Als je iets aan biodiversiteit wilt doen, moet je niet alleen denken aan de afgebakende natuurgebiedjes, maar dan moet je ook heel goed kijken naar de manier waarop we met ons voedsel omgaan. Daar is veel misgegaan in het verleden. Als je bijvoorbeeld kijkt naar grasland, dan groeit daar verder niet zoveel behalve dat gras. We moeten dus naar een andere manier van boeren, natuurinclusief.”

De coalities gaan in januari van start, om 3,5 jaar door te lopen. Wat is het einddoel?

“Wat je nu ziet is dat er best wel mooie initiatieven zijn, en koploperboeren, voedselcoöperaties en dergelijke. Er zijn heel veel bevlogen mensen mee bezig, alleen wordt het wiel iedere keer opnieuw uitgevonden. Het is nog niet een echte beweging. Dat moet het wel worden.”

Een beweging?

“Het idee is dat er dan in 2027 een platform staat waarin boeren en buren elkaar gemakkelijk kunnen vinden. Het moet ook echt een community worden waarin boeren en buren informatie kunnen uitwisselen en waardoor uiteindelijk een kennisbank ontstaat waar nieuwe coalities uit kunnen putten. De vierentwintig coalities zijn niet het einddoel. Het zijn leerprocessen, waarbij we gaan zien: hé er zijn een aantal dingen die steeds terugkomen. Bijvoorbeeld: hoe vind ik klanten. Hoe ga ik daarmee om? Waar vind ik de kennis hierover, waar vind ik de kennis daarover? Dat mist nog. Laten we het een keer goed opschrijven.”

Waar kunnen we dat terugvinden dan?

“Je ontkomt bijna niet aan een digitaal platform. Met daarin een kennisbank, maar ook een functie van matchmaking, om boeren en buren elkaar te laten vinden. Je voert bijvoorbeeld je postcode in en je krijgt bestaande coalities uit jouw omgeving. Heel veel van ons werk gaat uiteindelijk over het beschikbaar maken van kennis en ervaring.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Om de actieve vrijwilligers te bedanken voor hun inzet, organiseerden we in juni vanuit Fietsen voor m’n eten een courgettesoep-fietstocht. Een van de adressen die we bezochten, was (hoe kan het ook anders) een Westlandse courgetteteler. Staande bij het meest idyllische stalletje van de regio vertelde Nathalie Zwinkels van Courgettefleur ons het prachtige verhaal van de bloemetjes en de bijtjes die zorgen voor de productie van deze veelzijdige vruchten en eetbare bloemen.

Marja van der Ende

In mijn vorige column over biologische teelt kon je lezen dat ik graag breed informeer en verschillende kanten belicht. Nathalie was tijdens haar presentatie daar in het gras erg open over haar weerstand tegen de vrijheden binnen de biologische teelt. De producten van Courgettefleur vallen niet onder het keurmerk ‘biologisch’ en Nathalies uitleg boeide me enorm.

Substraatteelt

De hoofdreden waarom de meeste intensieve glastuinbouwbedrijven volgens Nathalie niet biologisch telen, is omdat zij telen op substraat in plaats van in de volle grond. Substraat is een ondergrond van meestal steenwol, waarin de planten gecontroleerd groeien. Omdat in de volle grond veel ziektes kunnen zitten en substraat schoon is, wordt het gebruik van bestrijdingsmiddelen hiermee juist voorkomen. Dit in tegenstelling tot het beeld dat veel mensen van glastuinbouw hebben.

Ook kan de teler bij substraatteelt de plant precies datgene aan voeding geven wat deze nodig heeft. In de volle grond kan dit niet. “De Nederlandse telers steken hun nek uit om een schoon product te maken. Het Hollandse product is voor meer dan 99% schoon en milieubewust geteeld, daar mogen we best trotser op zijn”, aldus Nathalie.

In het gras bij Courgettefleur

Gewasbescherming

De uitspraak van Nathalie die mij het meest triggerde, ging over bestrijdingsmiddelen. “Omdat in de biologische teelt gebruik gemaakt wordt van bestrijdingsmiddelen uit de natuur, wil dit niet zeggen dat deze middelen niet een hoge giftigheid kunnen hebben. Natuurlijke pyretroïden bijvoorbeeld, dit zijn biologische insecticiden die ook giftig kunnen zijn voor de mens.”

De inspanningen van reguliere telers om hun producten vrij van ziekten te houden, kunnen volgens Nathalie zelfs groter zijn dan die van biologische telers. Een chemisch bestrijdingsmiddel om luizen te doden, kost veel geld en mag slechts twee keer tijdens de hele teelt gebruikt worden. Daarom gebruiken ze veel liever natuurlijke vijanden tegen plagen en hommels en bijen voor de bestuiving, redeneert ze. Wanneer ze toch een chemisch bestrijdingsmiddel zouden gebruiken, gaan de hommels en bijen dood en dat wil geen enkele teler.

Nederlandse tuinders gebruiken al tientallen jaren natuurlijke gewasbeschermingsmiddelen. Ze weten exact waar de zwakke plekken door weersomstandigheden in hun kassen zitten en behandelen deze plekken met bijvoorbeeld zakjes roofmijtjes en sluipwespen, de predatoren die helpen om plagen op te ruimen.

Regelgeving

Nathalie met de courgettebloemen

Ze vertelt ook dat professionele telers lid zijn van afzetorganisaties, die ook controles doen op onder andere het gebruik van bestrijdingsmiddelen. De controles vinden zonder aankondiging plaats en zijn zeer streng tot op de kleinste details in de administratie van de teler.

Ook wordt de Maximale Residu Limiet (MRL) onderzocht, om te bepalen hoeveel schadelijke stoffen er in een product overblijven na indroging. Stoffen als gewasbeschermingsmiddelen, biociden (bijvoorbeeld desinfectiemiddelen en conserveermiddelen) en diergeneesmiddelen kunnen achterblijven in de producten die wij eten.

De analysemethoden voor de MRL worden steeds beter, waardoor steeds meer stoffen ontdekt worden. “Dit wil niet meteen zeggen dat er ineens meer schadelijke stoffen in zitten, maar dat er beter geanalyseerd wordt”, aldus Nathalie. “In biologische producten worden ook schadelijke stoffen gevonden, omdat deze nog uit het verleden in de bodem zitten.”

Courgettefleur heeft inmiddels een Global G.A.P. certificaat. Dit is een wereldwijde erkenning, waarbij G.A.P. staat voor Good Agricultural Practices. Niet alleen voedselveiligheid wordt gecontroleerd, ook de veiligheid en gezondheid van de medewerkers, dierenwelzijn en het milieu in de omgeving zijn belangrijke onderdelen van dit certificaat.

Beeldvorming

Waarom weet de gemiddelde consument dit niet? Een van de grote beïnvloeders van de beeldvorming zijn volgens Nathalie: de supermarkten. “Die hanteren eigen labels, wat verwarring opwekt over de kwaliteit”, zegt ze. Ze vindt dat er te weinig streekproducten in de supermarkten liggen omdat supermarkten veel uit het buitenland halen. Maar voor de voedselveiligheid is dat niet goed, zegt ze: “Bij de regels voor toelating van werkzame stoffen is Europa in zones verdeeld, waarbij de zuidelijk gelegen telers meer chemie mogen gebruiken om de grotere uitdagingen waarvoor zij staan, te bestrijden. Zelfs in reformwinkels liggen superfoods uit het buitenland waarvan je je kunt afvragen hoe deze geteeld zijn en met behulp van welke bestrijdingsmiddelen plagen bestreden zijn.”

Wat er volgens Nathalie nodig is, is een kritischere consument. Zolang de consument nog stuurbaar is door de marketing van de supermarkten, en de boodschap vooral op prijs gericht is, verandert er niets. Ook valt er veel te winnen bij de producenten zelf: “Nederlandse telers moeten richting de consument veel transparanter zijn over de strenge controles, maar ze zijn tot nu toe nog niet zo goed geweest in communiceren.”

Beïnvloedt de uitleg van Nathalie mijn keuzes voor wat er onderweg in mijn fietstas verdwijnt? Misschien wel, hoewel ik betwijfel of dat bij mij nog nodig is. Hoewel ik inmiddels al zes jaar kies voor de kortste weg en mijn boodschappen al rechtstreeks bij Westlandse tuinders doe, zal ik zeker met nog meer bewondering tussen de kassen rondfietsen. Tot begin december kan ik nog courgettes scoren bij dat meest idyllische stalletje aan het Vlotwateringpad in ’s-Gravenzande. Dat wordt een vriezer vol vers gemaakte courgettesoep om de winter mee door te komen….

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Al een tijdje vraag ik me af of voedselbossen DE oplossing zijn voor de problemen waar de hedendaagse landbouw tegenaan loopt. De kortste weg terug naar de gezondere jager-verzamelaarsmentaliteit? Het lijkt er wel op, schreef ik onderaan mijn eerdere column over babyworteltjes. Is dat ook zo?

Marja van der Ende

Al snel reageerde een enthousiast stel uit Monster op de column met een mail: Ik val maar met de deur in huis: mijn man Rick en ik willen in het Westland een voedselbos beginnen. We willen dit serieus aanpakken, dus zijn we nu een aantal maanden bezig met een jaartraining bij Voedsel uit het Bos, waar we les krijgen van de pioniers in Nederland. Interessant en inspirerend. Onze drijfveren om met een voedselbos bij te dragen aan een nieuwe vorm van landbouw die samenwerkt met de natuur en aan gezonde voeding in de korte keten worden hierdoor nog extra aangewakkerd. Sta je ervoor open om eens een kop koffie met ons te drinken en mee te denken over hoe we onze groene droom kunnen verwezenlijken in het Westland?”

Koffie drink ik niet, maar ik fietste graag langs mailschrijver Hilde Klaver en haar man voor huisgemaakte kruidenthee en lekkernijen. Het werd een inspirerend gesprek, waarin we volop namen met elkaar deelden van mensen en organisaties die hen verder kunnen helpen aan het verwezenlijken van hun droom.

Start een voedselbos!

Eén naam sprong eruit in ons gesprek: Liesbeth van Bemmel, eigenaar van Voedselbos Benthuizen. Ze ontwikkelde de training ‘Start een voedselbos’. Ik ontmoette Liesbeth jaren geleden bij een bijeenkomst van de Voedselfamilies Zuid-Holland. Een bezoek aan haar voedselbos en bijbehorende les, zijn vast onderdeel van de training die Hilde en Rick hebben gevolgd. Om antwoord op mijn hamvraag te krijgen, vroeg ik eerst aan Liesbeth wat een voedselbos precies is.

Liesbeth van Bemmel (Foto: Puur Myra)

Liesbeth: “Een voedselbos is echt een culinaire ontdekkingsreis. Het is een bos waar je uit kunt eten. Er kunnen wel honderden verschillende soorten bomen, struiken en planten staan, deels bekende soorten en deels onbekende soorten. Het staat vol met bomen, struiken en planten waar je van kunt oogsten, zoals notenbomen, fruitbomen, bessenstruiken, kruiden, vaste planten en groenten. De ruimte wordt optimaal benut omdat je uit verschillende groeilagen kunt oogsten en ook nog eens een groot deel van het jaar. Denk bijvoorbeeld aan daslook en rabarber in het voorjaar, veel bessen, pruimen en kruiden in de zomer en appels, peren en noten in het najaar en tot slot in de winter mispels en kaki om maar een voorbeeld te noemen.”

Als ik de uitleg van Liesbeth zo hoor, lijkt een voedselbos het meest op de voedselvoorziening van de mens in de oertijd. De natuur deed haar werk en mensen konden in leven blijven door de vruchten te nuttigen. Waarom is dit ooit verdwenen? En waarom kost het zoveel moeite om deze ‘nieuwe’ manier van landbouw in de huidige tijd te herintroduceren. Zoveel nieuwe vragen… het prikkelt mijn nieuwsgierigheid nog meer.

Een goed plan

Eerst aan Liesbeth vragen wat oprichters van een voedselbos nodig hebben om te starten. Het antwoord: “Het belangrijkste is een goed plan, omdat bij het opstarten van een professioneel voedselbos heel wat komt kijken. In de training die ik geef komen alle aspecten aan bod en dan merk ik vaak dat mensen zich niet hadden gerealiseerd dat er zoveel bij komt kijken.

Met alleen een plan ben je er natuurlijk niet. Verder heb je natuurlijk land nodig, financiering, tijd en passie. Om het tot een succes te maken heb je daarnaast natuurlijk een goed ontwerp nodig, plantenkennis en ondernemerskwaliteiten. Kortom: Voedselbosbouwer is een veelzijdig beroep waar veel verschillende kwaliteiten voor nodig zijn.”

Hilde en Rick tijdens de training bij Liesbeth

Aan passie ontbreekt het bij Hilde en Rick in ieder geval niet. Tijdens mijn bezoek in Monster komt het enthousiasme voor hun toekomstige voedselbos vanuit de puntjes van hun tenen naar boven. Ze leven hun droom al in miniformaat in de eigen achtertuin, te proeven aan hun huisgemaakte lekkernijen. Nu staan ze voor de volgende uitdaging: een stuk grond. Zie dat maar eens te vinden in een gebied, dat bekend staat als ‘minst groene gemeente van Nederland’, waar iedere vrijkomende postzegel grond bedekt wordt met glas, beton of asfalt. Gelukkig komt er ook in de gemeente Westland meer aandacht voor groen.

Groen is goud

In dit artikel over biodiversiteit, vergroening en duurzaamheid in de ‘Westland woont, Westland leeft’ bijlage van de regionale krant Het Hele Westland van 27 september wordt het Groen Westland – Groen is Goud actieplan aangehaald. De ambitie van dit plan is ervoor te zorgen dat vergroening in elk ruimtelijke ordening project meespeelt en dat er een einde komt aan de groenversnippering. Hier wordt 2,5 miljoen euro extra voor uitgetrokken. Goed nieuws voor Hilde en Rick, zou je zeggen….

Infographic Voedselbossen door ‘Visualizeur’ Femke van Voorthuizen, in samenwerking met Voedselbos Benthuizen

Maar nee! Een recente update vanuit Hilde leert me echter dat er vanuit de gemeente geen grond beschikbaar wordt gesteld aan een commercieel voedselbos, omdat Hilde en Rick het als onderneming willen opzetten en de oogsten willen verkopen. Ook gesprekken met het waterschap Delfland hebben nog geen concrete resultaten gehad.

“Hoe dan ook, wij blijven net zo lang deze richting op bewegen als nodig blijkt: ons voedselbos gaat er komen, en we hopen van harte dat het in het Westland gaat lukken”, schrijft Hilde.

Daarom doe ik graag namens Hilde en Rick de volgende oproep: ben je of ken je iemand die grond voor een voedselbos beschikbaar heeft in Westland? Neem contact op met hen via hildeklaver@hotmail.com.

Dit gesprek over voedselbossen is natuurlijk nog niet klaar. Het is te veel informatie vanuit Liesbeth van Bemmel om in één column te verwerken en andere voedselbossen (in oprichting) in Zuid-Holland verdienen ook aandacht. Bovendien wil ik Hilde en Rick in hun zoektocht blijven volgen en natuurlijk in een toekomstige column vertellen dat het hen gelukt is. En mijn hamvraag is nog niet beantwoord. Wordt vervolgd dus…

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Wie een bloemkool of een appel wil die niet zoveel kilometers heeft gemaakt en met maximaal een tussenpersoon -uit de korte keten dus- kan in Nederland op honderden plekken terecht. Maar avocado’s groeien vooralsnog niet in Nederland, en de meeste specerijen ook niet. Geen korte keten dus? The Good Spice werkt aan een oplossing.

Wouter van Wijk

Oké, dan moet je wel een tikkeltje buigzaam omgaan met de definitie van korte keten -maximaal vijftig kilometer, maximaal één tussenschakel- maar dat kan niet anders. “Normaal gesproken is de specerijhandel een enorme keten met zeven à acht schakels,” zegt Mariska van Zelst van The Good Spice. Het is een initiatief om specerijen uit de hele wereld te halen. Zonder al die tussenschakels. Zodat de boer er beter van wordt en zodat je verse, geurige specerijen op je bord krijgt. “De specerijen die je in de supermarkt koopt, gaan van pakhuis naar pakhuis. Het wordt maar doorverhandeld en doorverhandeld. Het is niet ongebruikelijk dat specerijen twee jaar onderweg zijn voordat ze in de supermarkt liggen. Wij hebben geen tussenhandelaren.” 

Als argeloze consument kun je dan denken: ach ja, wat is het verschil? Maar de huidige handelsketen heeft grote nadelen. “Specerijen bederven niet. Dus die twee jaar kán wel, maar de smaak is dan enorm achteruitgegaan, de kleur is achteruitgegaan en de geur ook. De essentiële oliën trekken er ook langzaam uit.” Dat maakt een specerij uit de supermarkt tot iets heel anders dan een verse.

Team The Good Spice: Mariska van Zelst, Iona Mulder, Charis Heising, Claudia Brown

Maar dat is nog niet alles, zegt Van Zelst: “De specerijen worden met pesticiden verbouwd. Vaak worden ook oude en nieuwe oogsten vermengd, of wordt een goede oogst vermengd met een minder goede. Met alle gevolgen voor de kwaliteit.”

Door het ontbreken van die tussenhandel, vindt The Good Spice zichzelf dan ook prima passen in de korte keten, uiteraard op de kilometer-eis na: “De producten die wij leveren, groeien gewoonweg niet hier. Er zijn wel wat experimenten in kassen, maar dat is kleinschalig.” Ook let het bedrijf goed op het milieu: “Wat wij leveren is puur natuur.”

Een dingetje is nog wel de prijs. Omdat The Good Spice alles zelf doet, nog geen enorme schaal heeft en de boer wél goed beloont, is het even schrikken als je de prijs van een goede specerij ziet: een potje kost zo zeven of acht euro, terwijl een potje in de supermarkt voor twee of drie euro over de toonbank gaat. “Maar dan heb je dus ook die mindere kwaliteit” zegt Van Zelst. “In de specerijenhandel bestaan best wel wat misstanden. Ze vullen die potjes vaak ook nog af met zetmeel. Of met suiker. En zelfs plastic! Het zijn allemaal sluwe trucjes van de producenten om goedkopere producten te maken en er meer aan te verdienen.”

Ze heeft wel meer voorbeelden: “Eigenlijk kook je met plof-specerijen. Gember wordt vaak in een badje water gelegd. Het zuigt zich vol, zodat het zwaarder is. Toch betaal je ervoor. De mensen worden bedonderd.” Ze denkt wel dat de prijs omlaag kan: “Wij kopen lage volumes in. Honderden kilo’s. Dat wordt steeds meer, maar de grote partijen kopen per 100.000 kilo in. Dat merk je in de kosten voor controle, expeditie en transport.” Dat kan uiteindelijk wel omlaag. Maar het zal altijd iets duurder blijven dan de supermarkt: “We beginnen ook anders: wat heb je als boer nodig? We geven een eerlijke prijs. Die ligt vaak vele malen hoger dan de marktprijs. Bijvoorbeeld bij paprikapoeder is het vier keer hoger.”  

Paprikapoeder halen in Hongarije

Er is wel een groot voordeel aan de duurdere potjes: “Omdat ze zo intens van smaak zijn, heb je er ook veel minder van nodig. Bij proeverijen vallen mensen wel eens van hun stoel, omdat ze nog nooit bijvoorbeeld de intense geur van verse kaneel hebben geroken of de dieprode kleur van verse paprikapoeder hebben gezien.”

“Inmiddels is het ook zo dat mensen de smaak van de supermarkt gewend zijn. Je moet je afvragen of de supermarkt niet gewoon te goedkoop is.” Ze snapt ook dat de prijs nog te hoog is voor veel mensen: “Onze doelgroep is momenteel vooral de mensen die bezig zijn met duurzame producten en die van koken houden. We hebben in Leiden ook een aantal restaurants en een paar bakkers als klant. Koks -chefs en hobby- hebben steeds meer oog voor waar de producten vandaan komen en wie het heeft verbouwd. Hoe puur het is. Dat zit bij ons natuurlijk heel goed.”

The Good Spice staat volgens Van Zelst voor een korte keten waarbij iedereen profiteert: de boer, de natuur en de eindgebruiker. Maar het bedrijf staat voor een groter belang: “We proberen uiteindelijk de specerijhandel te veranderen.”

Kaneel schrappen

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Florian de Deugd

Het Rotterdamse bedrijf dat oesterzwammen kweekt op koffiedik, rotterzwam, onderzoekt de mogelijkheden voor kweken in een toekomstige ruimtekolonie op de maan of Mars. Niet dat er morgen een ruimteschip vertrekt, zeker niet. Het is vooral een gedachte-experiment in het kader van de expositie ‘Spacefarming: the future of food’ in het Evoluon in Eindhoven. Hoe de korte keten invloed kan hebben op een reis van honderdduizenden kilometers.

Wouter van Wijk

“Vanwege die expo vroegen we ons af hoe gaan we de ruimte in? En wat doe je op zo’n maanbasis met voedsel? Het móet wel circulair zijn. En daar zijn wij vaak mee bezig.” zegt Florian de Deugd van rotterzwam. “Ik weet niet hoeveel koffie er gedronken wordt op zo’n basis, maar je kunt gelukkig ook kweken op biomassa. Dan groeien dan zwammen op om voedsel uit te krijgen, en tegelijk de biomassa af te breken. Biomassa is al het biologische afval dat je genereert. Van koffiedik tot granen of de kopjes van de paprika.”

De acht zeecontainers

De methode waarop rotterzwam zijn paddenstoelen kweekt, heeft ook wel iets weg van science fiction. De kwekerij van het bedrijf bestaat uit acht zeecontainers -wel zo toepasselijk in de havenstad- waarin grote zakken met koffiedik hangen, met vochtig doorzichtig plastic, waaruit dan weer paddenstoelen groeien. Het past zo in een film over buitenaardse wezens.

Koelkast

Omdat het lastig en kostbaar is om een hele container mee te nemen naar de Spacefarming expo, die 23 september start, demonstreert rotterzwam het idee in een zogenaamde vending koelkast. Dat soort koelkasten wordt vaak in winkels en snackbars gebruikt vanwege de glazen deur, waardoor de inhoud goed zichtbaar is. “Daarin zit eigenlijk een verkleinde versie van wat we normaal in de zeecontainer hebben”, zegt De Deugd.

Aliens!

Ook het idee achter rotterzwam komt in de ruimte dan ook goed van pas: een volledig circulair product. “We laten op die manier het concept zien en geven daarbij workshops. We hebben meetings met grotere bedrijven in de omgeving van Eindhoven die de stap naar circulair willen zetten. We willen ze stimuleren om de hele cirkel te volgen. We komen het koffiedik ophalen, en verkopen de snacks weer in de kantine. Dan raken werknemers ook bekend met het concept.”

Corona leidde tot Growkit

Want die bekendheid werkt: “We doen steeds meer workshops en rondleidingen voor gewone mensen. Het idee dat je koffiedik hebt, je daar een zwam in ziet groeien en dat die daarna in je pan ligt, spreekt aan. Het is iets heel anders dan een plastic bakje dat je in de supermarkt koopt.” Die groei is nog een nasleep van corona, toen het bedrijf een growkit ontwikkelde om zelf zwammen te kweken.

Veganistische zwamkroketten

In de tien jaar dat het bedrijf inmiddels bestaat, is de interesse sowieso toegenomen, ziet hij. “We draaien al tien jaar break even, dat is al een hele prestatie in deze markt.” Het bedrijf draait vooral op de inkomsten uit de snacks, de vergoeding die het krijgt voor het ophalen van koffiedik en de growkit. Het bedrijf rekent inmiddels TU Delft, diverse gemeenten en bedrijven als Lely, Nationale Nederlanden en Arcadis tot zijn klanten. Ook verkoopt rotterzwam compleet ingerichte containers internationaal, met alles erop en eraan. “We hebben er net drie naar Barcelona verstuurd,” zegt De Deugd. In totaal zijn er nu dertien verkocht. Wanneer ze op de maan of Mars staan is wel nog even koffiedik kijken.

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Bij druiven denken de meeste mensen aan die Griekse trossen in plastic doosjes in de supermarkt, met harde schil en liefst pitloos. Maar wist je dat de heerlijkste tafeldruiven gewoon in ‘ons eigenste’ Westland worden geteeld? Het Westlands Museum, de drie grote druivenkwekerijen en een handvol hobbytelers die deze streek rijk is, zetten zich al vele jaren in om ons deze lekkernij voor te schotelen. De verkoop vindt voornamelijk via de kortste weg plaats: rechtstreeks in hun eigen winkeltjes en stalletjes. En sinds kort ook via een druivenautomaat. Een beetje historie en een rondje Westland zijn in deze wel op hun plaats.

Marja van der Ende

Menig Westlandse opa en oma kan het zich nog heugen: druiven krenten in de kassen. Om uiteindelijk in het druivenseizoen mooie smaakvolle druiven te verkrijgen, worden de trossen in het voorjaar tot een derde uitgedund. Het is een uitstervend beroep, omdat de druivenkrenters steeds schaarser worden. De jeugd van tegenwoordig voelt er niet zo veel voor om urenlang op een trappetje te zitten en met veel geduld de trossen te fatsoeneren. Bovendien is dit werkje niet voor eeltige handen bedoeld en wordt het voornamelijk door vrouwen gedaan.

Druivenkrenters van Nieuw Tuinzight

Het Westland kent een rijke geschiedenis van meer dan honderd jaar druiventeelt. In dit oude artikel uit 2010 op Foodlog getiteld ‘Hoe de druif verdween uit het Westland’, kun je lezen dat er in 1935 zelfs 220 miljoen kilo druiven werden geteeld. Toen in de zestiger jaren deze productie drastisch was afgenomen, bedacht dagbladjournalist Piet Bot een plan om de promotie van druiven nieuw leven in te blazen: de druivenprinses. Het Westlandse oogstfeest was geboren! Het verhaal van de optochten en druivenprinsessen staat prachtig beschreven in een recent artikel op de website van Geschiedenis van Zuid-Holland: ‘Druivenprinsessen in het Westland’.

In 2004 werd Themapark De Westlandse Druif opgericht om de druiventeelt en de historie levend te houden. Dit is achttien jaar lang een groot succes geweest. Door toenemende kosten en productie-eisen en een afnemend aantal vrijwilligers dat actief was voor de stichting achter dit initiatief, waren zij in 2019 echter genoodzaakt de deuren van het themapark te sluiten. De druivenkassen bleven wel staan en zijn in productie gebleven. Inmiddels is De Westlandse Druif overgenomen door Stichting the Vineyard.   

Druivenkwekerij Nieuw Tuinzight

De enige nog overgebleven commerciële druivenkwekerij in de streek, is Druivenkwekerij Nieuw Tuinzight. Op de rand van Westland en Midden-Delfland, aan de Zwethkade-Zuid in Den Hoorn, runnen Arnold en Hilde Jansen al veertig jaar hun biodynamische druivenkwekerij. De verkoop van hun druiven vindt gemiddeld plaats van half augustus tot in oktober, afhankelijk van de weersomstandigheden. Het druivenseizoen van dit jaar is wat later gestart vanwege de aanhoudende kou in het voorjaar.

Hilde en Arnold

Hilde en Arnold hebben de vele verschillende Westlandse druivenrassen eer aangedaan. Van blauwe en witte Frankenthalers tot Alicantes, van Emile Royal tot Muscaat en nog een aantal andere soorten, ze worden goed verzorgd bij deze kwekerij. Ieder ras heeft zo een eigen smaak, sappigheid en zachtheid van de schil. De druiven hoeven, nee mogen, niet gewassen te worden, om het laagje dauw op de druif niet aan te tasten.

Dit jaar wordt het laatste oogstjaar voor het echtpaar Jansen. De tuin is verkocht aan een jong stel uit Dordrecht. Zij hebben het afgelopen jaar meegelopen in de kwekerij om de kneepjes van het vak te leren en nemen in 2024 het stokje over, zodat Arnold en Hilde van hun welverdiende pensioen kunnen genieten. Goed nieuws voor hen én voor de Westlandse druiventeelt.

Druivenkwekerij Sonnehoeck

Ook een bezoek aan de Historische Druivenkwekerij Sonnehoeck in Kwintsheul is een stap in de geschiedenis. De druiven worden er verkocht in grappige doosjes in de vorm van een Westlandse kas. Met vele vrijwilligers worden de druiven verzorgd en geoogst. Er worden rondleidingen georganiseerd waarin je door de geschiedenis van de Westlandse druiventeelt (en de Westlandse tuinbouw) heen loopt.

The Vineyard

Met de overname van Themapark De Westlandse Druif kwam er voor de nieuwe eigenaren een droom uit. Van woensdag tot en met zaterdag is het restaurant van The Vineyard in Monster geopend. De druiven uit hun historische kassen worden verwerkt in de gerechten op de kaart. En natuurlijk kunnen de geoogste druiven gekocht worden, zowel binnen tijdens openingstijden als in de druivenautomaat buiten. Zo kunnen we elke dag weer genieten van de heerlijke Westlandse tafeldruif!

De kortste weg naar de druif

Waarom nog van die harde smaakloze Griekse druiven kopen, als je de sappigste en zoetste druiven gewoon om de hoek kunt kopen? Dat scheelt weer een hoop transportkosten en belasting voor het Europese milieu.

Eigenlijk is het hele Westland nog steeds één groot druivenwalhalla, een lappendeken aan oude overgebleven druivenkassen. Naast de genoemde kwekerijen zijn er nog zoveel oud-tuinders die een heel jaar zwoegen in hun hobbykas, om ons een paar weken per jaar van druiven te voorzien. Let maar eens op die handgemaakte bordjes langs de weg, die je zo de druivenkas in lokken. 

Ik weet wel wat ik de komende weken weer ga doen: fietsen voor m’n druiven!

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Terwijl steeds meer mensen hun weg weten te vinden naar boerderijwinkels, stalletjes en online bestelsystemen voor lokale producten, wordt er in de Nederlandse horeca nog relatief weinig gebruik gemaakt van lokale waren. Zeker als je kijkt naar de buurlanden. De Voedselfamilie Krimpenerwaard wil dat veranderen. Het lijkt simpel maar de praktijk is lastig, legt voortrekker Eric van Heukelom uit.

Wouter van Wijk

“Nederland is nog wat terughoudend in het gebruik van lokale producten. Zowel de consument als de horeca. Je ziet wel een broodje met kaas van de lokale boer, dat voelt goed natuurlijk, maar veel verder gaat het niet.” Dat is zonde, vindt hij: “In de Krimpenerwaard is er een mooi aanbod van lokale producten. Vooral kaas en vlees, fruitsappen en allerlei soorten onbespoten bessen. Ook heb je biologische geiten-kefir en er zijn eitjes uit Stolwijk, aardappels uit de Hoeksche Waard. De horeca zou ook van die mooie producten moeten profiteren.” Hij voegt toe: “Er moet een kentering komen.”

Van Heukelom loopt al een tijdje mee in de logistiek, maar dan op een heel ander vlak: computerchips. Hij zet zijn kennis nu in om samen met zijn vrouw Siep de kar te trekken voor lokaal eten in de horeca. De afgelopen maanden zocht hij samen met zijn vrouw voor de voedselfamilie Krimpenerwaard, en met steun vanuit De Kortste Weg, naar obstakels die de horeca tegenkomt. Conclusie: “Er zijn drie zaken écht belangrijk voor de gemiddelde horeca-onderneming: de prijs, de leverbetrouwbaarheid en het levergemak.”

“In de horeca is men gewend, vandaag bestellen, morgen in huis. Als je spruitjes besteld, kun je er vrij zeker van zijn dat deze overmorgen op het bord van de gasten liggen. Het is een obstakel als blijkt dat de spruitjes niet geleverd kunnen worden!” Dat is een flink obstakel, ziet hij. “Daarbij komt ook het bestelgemak. Bij de groothandel ga je naar een website. Je doet klik klik klik en je hebt het morgen binnen. Voor lokale producten bestaat zoiets nog niet echt.”

Vlees dat je niet hoeft te kruiden

Die problemen zijn misschien best oplosbaar, denkt hij. Waarbij het bijvoorbeeld zou helpen als de koks zich flexibel opstellen: “Blijken er geen spruitjes te zijn, dan spitskool op het menu. Of kijk eens naar de portie-grootte. We hebben berekend dat het op jaarbasis enorm scheelt als je de portiegroottes van het vlees tien procent verkleint en de groenten tien procent vergroot. Op die manier kun je ruimte in het budget creëren en meer lokaal en inkopen.”

Van Heukelom ziet ook wel dat niet ieder eetcafé dat kan doen: “We hebben een hoeve hier. Eigenlijk hoef je het vlees niet eens te kruiden, zo goed is het! Maar dan zit je wel met een hogere inkoop. Een paar restaurants in het hoge segment doen dat, voor andere horeca is het te duur.” Eetcafés kopen liever meer voor minder geld. “‘Smaak kan een kok ook maken’, zeggen ze dan.” Dat is maar deels waar natuurlijk, kruiden kunnen niet alles goedmaken.

Eric en Siep
Eric en Siep

Niet alleen de horeca moet de hand in eigen boezem steken, de consument speelt ook een grote rol: “Je ziet de consumenten zeker bewuster worden, maar wanneer ze uit eten gaan, vragen ze niet naar lokale producten. Als dat zou gebeuren zou dat wel helpen.” Hij hoopt dat concurrentie zijn werk doet: “Als een horecaondernemer het ziet bij de buurman, dan wekt dat toch interesse. We raden de ondernemers aan om te starten met een aantal gerechten op de kaart en er ook bij te vermelden dat de ingrediënten uit de streek komen. Kijk eens wat de gast doet als zij een keuze kunnen maken tussen een lokaal stukje vlees en iets waarvan de herkomst onduidelijk is.

Kiloknaller

“Mensen moeten ook wennen, we hebben hier verderop een kaasboerderij zitten, die is goedkoper dan de supermarkt. Toch gaan veel mensen liever naar de supermarkt, voor het gemak en de goedkope kiloknaller. De grote supermarkten maken miljarden winst en de boer ziet daar zo weinig van terug.”

Ook zijn er verborgen voordelen van lokaal eten, ziet Van Heukelom: “Kijk eens wat je ervoor terugkrijgt: een mooi landschap en heerlijk vers en gezond eten wat niet duizenden kilometers heeft afgelegd voor het op je bord komt. Je helpt daarmee de boer, het land en jezelf.”

Om verder te komen heeft de Voedselfamilie een plan opgesteld dat bestaat uit een aantal projecten. “Je hebt best wel een lange adem nodig om alle neuzen de goede kant op te krijgen. We kijken bijvoorbeeld naar een distributiepunt voor de Krimpenerwaard en omgeving, hoe we dit kunnen opzetten zodat de horeca met gemak de bestelling kan doen om zo lokaal mogelijk mooie en lekkere producten kan bestellen. Dit is een lange weg, maar we komen daar wel.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!