De Kortste Weg

Nu in Nederland het eerste Weekend van de Korte Keten voor de deur staat, is het tijd voor een kijkje bij onze zuiderburen. Want in Vlaanderen organiseren ze al voor de zesde keer de Week van de Korte Keten. Vanaf maandag 15 mei worden een week lang lokale producenten in het zonnetje gezet. Inmiddels heeft 46% van de Vlamingen van de Week gehoord. Wat werkt er wel in Vlaanderen, en wat niet? Katrien Baetens van de provincie Oost Vlaanderen legt uit.

Wouter van Wijk

Katrien Baetens

“We willen consumenten aanzetten om meer lokaal te gaan,” zegt Baetens. “Eén op de zeven landbouwers in Vlaanderen zit deels in de Korte Keten. Het is de bedoeling dat dat omhoog gaat.” Tijdens de Week van de Korte Keten worden producenten op allerlei manieren gepromoot. Niet alleen van lokale boeren, maar ook bijvoorbeeld een lokale chocolatier die cacaobonen uit Afrika gebruikt, maar deze wel in Vlaanderen verwerkt. Baetens: “Zo willen we aantonen dat de korte keten meer is dan een boer of een streekwinkel.”

Korte Keten uitleggen

Dat laatste is onderdeel van de doelstellingen achter de Week: “We willen de burger tonen wat de korte keten nou precies is. De term ‘korte keten’ is niet zo heel gemakkelijk te begrijpen. Mensen weten soms wel dat het iets met lokaal voedsel te maken heeft, maar niet veel meer. We willen aantonen dat de korte keten meer is dan een boer of een streekwinkel.” Daarmee doelt ze op de chocolatier, maar ook op initiatieven als de zelfpluk, afhaalpunten en voedselautomaten. En op voedselteams en buurderijen. “In voedselteams helpen vrijwilligers mee aan de distributie van lokaal voedsel, bijvoorbeeld door vanuit hun schuur een lokaal distributiepunt te zijn voor mensen in de stad.” Buurderijen zijn kleine boerenmarktjes. 

Een andere doelstelling van de Vlamingen: Waar vind je die producenten? “We hebben een website, Recht van bij de boer, waar inmiddels zestienhonderd producenten op staan.” Van de chocolatier tot de kaasboer. “We doen ook veel met storytelling: het verhaal van de boer. Liefst rond een thema. Dus niet de provincie zelf aan het woord, maar juist de lokale producent.” 

Ondanks dat hoge getal, is het aantal activiteiten in de agenda van de Week in de loop der jaren teruggelopen. Dat is bewust, zegt Baetens. “Het gaat ook niet om kwantiteit, maar kwaliteit. Vroeger hadden we vierhonderd activiteiten in de agenda, nu nog maar zevenenzeventig. Dat werkt beter.” Ook levert de organisatie van de Week meer maatwerk dan vroeger: “De producenten hebben heel weinig tijd. Dus we ondersteunen ze in de communicatie. Bijvoorbeeld wegwijzers voor de week van de korte Keten worden kant en klaar aangeleverd.” Ook los van elkaar hebben de provincies, gemeenten en overheden kleinere initiatieven: “Vlaams Brabant doet een verkiezing, de Korte Keten Kop, West Vlaanderen heeft boeren markten, Oost Vlaanderen heeft een spaarkaartenactie.”

Succes

De week wordt georganiseerd en gefinancierd door de vijf Vlaamse provincies, de Vlaamse overheid en het VLAM (Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing), samen met het steunpunt Korte Keten

En met succes. Uit een enquête bleek onlangs dat 46% van de ondervraagde Vlamingen van de Week van de Korte Keten had gehoord. Een enorm percentage. Hoe kan dat? “Het is nu de zesde keer, dat helpt natuurlijk. Maar ook de focus. We behouden expres telkens hetzelfde campagnebeeld. Dan blijft het beter hangen. Ook ligt onze focus echt op die ene week in het jaar. We nodigen lokale besturen uit om mee te doen, bibliotheken. Dit jaar heeft een op de drie gemeenten ingeschreven, van de driehonderd die we hebben aangeschreven. Niet slecht!”

Het Nederlandse Weekend van de Korte Keten loopt van 18 tot en met 22 mei.

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Het eerste wat Huibert de Leede deed als kersverse programmamanager van Taskforce Korte Keten, was simpel: een rondgang maken langs ondernemers die actief zijn binnen de korte keten. “Ik vroeg me af wat de rol van de taskforce kan zijn, waar ondernemers hulp bij kunnen gebruiken. Daar kwam een vrij duidelijk antwoord op. Twee eigenlijk: ze kunnen veel hulp gebruiken bij marketing. Dus de bewustwording van de consument. Het idee van lokaal geproduceerd voedsel zit nog niet genoeg bij consumenten tussen de oren. Daarnaast hebben ze veel behoefte aan een goede lobby richting de overheid. Ze lopen tegen belemmerende wetgeving aan.”

Wouter van Wijk

Daarmee had De Leede gelijk ook zijn taakomschrijving te pakken. Want het was de laatste tijd een beetje stil rond de Taskforce Korte Keten. Dit terwijl het doel van de stichting nog steeds ontzettend actueel is: een regionaal, lokaal voedselsysteem bouwen door samenwerking tussen boeren en burgers.

De Leede: “De korte keten is voor een groot aantal boeren nu al relevant. Vijftien procent van de reguliere boeren en vijfentwintig procent van de biologische boeren halen een significant deel van hun inkomen uit de korte keten. In totaal zit het marktaandeel van de korte keten rond de drie procent. Dat is niet niks, maar het moet omhoog. We hebben als stip op de horizon dat vijfentwintig procent van al ons eten uit de korte keten zou moeten komen.”

Huibert de Leede

Die vijfentwintig procent komt niet zomaar ergens vandaan: “Het is gebaseerd op wat er regionaal echt kán. Tegelijk moet het ook. Momenteel is eten uit de korte keten duurder, omdat het veel kleinschaliger is. Je hebt schaalgrootte nodig om te concurreren op prijs. Dat gaat niet met drie procent, maar wel met vijfentwintig.”

Dat is een vervijfvoudiging. Is dat wel realistisch? “Het moet kunnen. Daar is wel één ding voor nodig: dat de overheid er echt achter gaat staan. We willen rond 2035 de overheid om hebben.” De reden is simpel, zegt hij: “Het is een enorm grote afnemer. Je hebt de overheid zelf, maar ook semi-overheid, universiteiten, scholen, gerechtsgebouwen, enzovoort.” De Leede verwacht dat de keten dan al zo is gegroeid, dat het systeem zelf verder kan groeien.

Of de politiek ervoor open staat, is nog wel de vraag, ziet hij. Het verschilt ook per provincie, gemeente, ministerie. “We konden in ieder geval al aanschuiven bij de gesprekken over het landbouwakkoord. Daar hebben we gevraagd om die vijfentwintig procent erin te zetten. Het belang hiervan werd onderstreept. Wel moet gekeken worden hoe dit georganiseerd kan worden binnen de huidige Europese wetgeving.”

Over de gevolgen van de politieke aardverschuiving met de opkomst van de BBB heeft De Leede nog niet een goed beeld. “Het kan zowel een kans als een beperking zijn. De BBB geeft aan dat ze verkoop in eigen regio belangrijk vinden. Ik wil daar graag over met ze in gesprek. De focus van BBB is gericht op het verdienmodel van boeren, dat hoeft elkaar niet te bijten. De korte keten moet een boer ook meer opleveren dan wanneer ze het aan FrieslandCampina leveren. Als ik zelf bij de boer een liter melk tap, brengt dat een euro op voor de boer. Bij FrieslandCampina is dat zesenvijftig cent. Niet eens heel slecht, maar een euro is meer. Boeren in de korte keten draaien soms minder omzet, maar houden onder de streep meer over.”

Momenteel gaat de discussie natuurlijk over stikstof en klimaatproblemen. Maar juist daarin ziet De Leede ook een kans: “De korte keten is een deel van de oplossing. Er spelen drie issues. De verwijdering tussen boer en burger. Het verdienmodel van de boer en het verduurzamen van de boerderij. Bij alle drie kan de korte keten een deel van de oplossing zijn.” Alleen moet er wel iets met de voedselprijzen gebeuren: “Zolang de kosten van CO2-uitstoot en andere vervuiling niet meegenomen worden in de prijs, zal het lastig concurreren zijn. True Pricing is daarom heel belangrijk. Zonder komen we ook een heel eind naar die vijfentwintig procent, maar het zou wel enorm helpen.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Dat er de komende decennia veel gaat veranderen op het boerenbedrijf, lijkt inmiddels een open deur. Door stikstofproblemen, bevolkingsgroei, klimaatverandering, gezondheidsproblemen, veranderende eetgewoontes en technologische vooruitgang, boert de boer in 2050 heel anders dan nu. Duurzamer, gezonder, diervriendelijker, zo is de gedachte. Maar hoe? Daarover verschillen de meningen nogal. In een serie interviews zet De Kortste Weg de visie neer van iemand die aan die toekomst werkt, of erover nadenkt. Deze keer: emeritus hoogleraar levensmiddelentechnologie Tiny van Boekel (WUR).

Wouter van Wijk

“Hoe de toekomst van de boer eruit ziet, is natuurlijk een vraag die je moeilijk even kunt beantwoorden. Wel zijn er volgens mij een paar trends die zeker gaan doorzetten. Zo zal het zal geen nieuws meer zijn dat mensen steeds meer plantaardig en minder dierlijk voedsel gaan eten. In tegenstelling tot Jaap Korteweg geloof ik dat er wel degelijk ook een plek is voor dierlijke producten. De schaal waarop wordt wel heel anders.

Tiny van Boekel

Er zijn twee krachten die op elkaar inwerken: enerzijds veroorzaakt de landbouw overduidelijk milieuproblemen, hoe je het ook bekijkt. Aan de andere kant moeten mensen gevoed worden en groeit de bevolking nog steeds. Om dat aan te kunnen, moeten we veel meer op plantaardige basis gaan werken.

Ik doe al dik twintig jaar onderzoek aan plantaardige alternatieven. Er is heel veel verbeterd in die tijd. Maar het moet verder gaan. Ik verwacht dat het sentiment ‘ik wil vlees’ wel zal verdwijnen. Ook omdat vlees op termijn veel duurder wordt, dat is onvermijdelijk door de milieuproblemen en de grondstofkosten. Tegelijk worden de plantaardige alternatieven veel goedkoper, door marketing en schaalgrootte.

Kweekvlees en -zuivel spelen daarbij ook een grote rol, omdat er uiteindelijk ook plantaardige grondstoffen voor gebruikt worden. Kweekvlees komt eraan, maar heeft nog tijd nodig. Het is de vraag in hoeverre het economisch en milieutechnisch echt kan, maar het komt er uiteindelijk wel, denk ik. Kunstzuivel is technisch een stuk gemakkelijker. Het zal nog een jaar of tien duren, maar dan is het er wel.

Dat zet de boel voor boeren wel op de kop. Het is daarbij eigenlijk een probleem dat Nederlandse landbouw zo geavanceerd is. Om dat te bereiken moeten we namelijk heel veel grondstoffen importeren. Dat is onwenselijk, want de reststoffen blijven in Nederland. En daarmee ook de problemen.

Je moet echt toe naar circulaire landbouw. Dat kan ook zeker, alleen moeten we onze levensstijl aanpassen. Technisch is het zeker mogelijk, maar het vereist gedragsverandering en politieke wil. Nu moet alles zo efficiënt en goedkoop mogelijk. Alles moet altijd beschikbaar zijn. Dat kan misschien niet meer. De westerse wereld moet dan privileges opgeven. Dan moet je kijken naar het vlees eten, de verdeling van de welvaart. Dat wordt niet gemakkelijk, daar heb je een hele lange adem voor nodig. Of een crisis. Daarbij gaan dingen schuiven. Dat zie je nu met gas. Dat zal ook met voedsel gebeuren. De mensheid heeft soms een crisis nodig voor sociale veranderingen. Dan ontstaat de politieke wil wel.

We hebben een liberale regering die het aan de markt overlaat. Daardoor ligt Nederland gewoon achter in hoogtechnologische investeringen. Dat geldt voor meer terreinen, maar zeker ook voor de landbouw en voedsel. Het ministerie heeft wel wat geld beschikbaar, maar is het genoeg? Dat denk ik niet.

De overheid zou veel meer kunnen doen, niet alleen voor kweekvlees en -zuivel, maar ook voor plantaardige alternatieven. De overheid laat de oren nu hangen naar boerenprotesten, dus ik verwacht weinig extra investeringen in plantaardige vlees- en zuivelvervangers. Tegelijkertijd moet je het niet alleen op de overheid schuiven. Het is ook een maatschappelijk probleem. Mensen zijn niet bereid om de vleesconsumptie te halveren, terwijl dat echt nodig is.

Dat er geen toekomst voor de boer zou zijn, vind ik onzin. Er is een toekomst, die is alleen anders. Honderd jaar geleden was alles ook circulair. Alles wat we niet aten ging naar de kippen en de varkens. Daar moet je eigenlijk naar terug. Maar op een hele andere schaal en met moderne technieken.

Zo tekent de richting zich voor boeren wel af: meer plantaardig, circulair. En kijken of je er bedrijfseconomisch mee rond komt. Daar is wel veel meer steun vanuit de banken en de overheid voor nodig. Nu is die vooral gericht op oude werkwijzen. Het kost de boeren wel veel investeringen en winstmarge. Daarvoor moeten ze gecompenseerd worden.

De landbouw zou zich minder op kwantiteit en meer op kwaliteit moeten richten. Ik zou graag zien vanuit de grote boerenbeweging mensen gaan roepen ‘het kan anders!’ Dat gebeurt nu wel, maar te weinig.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Dat er de komende decennia veel gaat veranderen op het boerenbedrijf, lijkt inmiddels een open deur. Door stikstofproblemen, bevolkingsgroei, klimaatverandering, gezondheidsproblemen, veranderende eetgewoontes en technologische vooruitgang, boert de boer in 2050 heel anders dan nu. Duurzamer, gezonder, diervriendelijker, zo is de gedachte. Maar hoe? Daarover verschillen de meningen nogal. In een serie interviews zet De Kortste Weg de visie neer van iemand die aan die toekomst werkt, of erover nadenkt. We trappen af met Jaap Korteweg, oprichter van De Vegetarische Slager.

Wouter van Wijk

Vijftien jaar geleden zag bio-boer Jaap Korteweg een toekomst die de meeste mensen nog niet zagen: mensen gaan minder vlees eten. Wat grote voedselbedrijven met allerlei marktonderzoeken niet uit konden vinden, kwam gewoon uit zijn de buik. Hij was al tien jaar vegetariër, maar de vleesvervangers waren niet lekker. Daarom richtte hij in 2007 de Vegetarische Slager op, en hielp Nederland aan vegetarisch vlees.

Als hij nu weer zijn buik laat spreken, windt hij er geen doekjes om: “Ik denk en hoop dat het gebruik van dieren in de landbouw helemaal stopt. Dat we er anders naar gaan kijken. Nu worden de ethische afwegingen nog weggedrukt. Als je als hondenliefhebber je labrador behandelt zoals we varkens behandelen, staat de politie op de stoep. Met koeien en kippen doen we hetzelfde, en iedereen kijkt weg.” Juist vanwege die misstanden werd Korteweg -tot dan toe fervent vleeseter- in 1998 vegetariër. “We slachten die dieren als het nog kinderen zijn. Dat is gewoon zo. Ook voor biologische vlees.” Maar dat is een kwestie van tijd, denkt hij: “Op het moment dat de alternatieven beter worden, en vleesvervangers worden nog steeds beter, komt er ruimte voor die discussie. Misschien wordt vee houden uiteindelijk wel verboden.”

In het verlengde van dat idee, verwacht hij dat vlees en zuivel van dieren uiteindelijk vrijwel verdwijnt. “Plantaardig heeft de toekomst. Dat gaan we eten. Vlees en zuivel van dierlijke oorsprong niet.”

Vleesvervangers en zuivel kunnen namelijk nog een stuk beter worden. Dit door dierlijke eiwitten niet via dieren te maken, maar door ze direct te fermenteren of kweken. Het geld dat Korteweg met de verkoop van zijn bedrijf aan Unilever verdiende, stopte hij daarom deels in Those Vegan Cowboys, dat zich richt op veganistische zuivel, te ‘brouwen’ in een ‘roestvrijstalen koe’. “Veel bedrijven proberen kweekzuivel te maken door dierlijke cellen op te kweken. Maar dat is helemaal niet nodig. Wij willen de eiwitten met micro-organismen maken, met bacteriën en schimmels, in plaats van met macro-organismen, de melkkoe. We denken dat dat proces eenvoudiger is dan kweekmelk, en dus haalbaarder.”

Dat heeft enorme gevolgen voor boeren, klein en groot. Vooral voor veeboeren. Hij ziet de grote stallen met honderden of duizenden dieren simpelweg verdwijnen. Maar de boer verdwijnt niet: “Niet iedere boer hoeft een uitvinder te zijn. Het is ook een kans als we straks melk kunnen brouwen in een roestvrijstalen koe, dan lever je als boer toch gewoon het gras of de bonen die daarvoor nodig zijn?” Je moet ook kijken naar wat kan: “Sojateelt was in Nederland altijd lastig. Dat lijkt te veranderen. Maar je kunt ook veldbonen kweken. Dat lijkt goed te gaan. Ook lupine en hennep zijn veelbelovend. Kijk wat bij je past.”

Als boer moet je echt nadenken over je toekomst, zegt hij: “Vleesvervangers zijn nu nog even duur als vlees. Dat gaat veranderen, want je hebt veel minder ingrediënten nodig. Minder dan de helft ten opzicht van dierlijk vlees. Het kantelpunt is nu bereikt, vleesvervangers worden goedkoper dan vlees.” Het gaat hard, ziet hij: “Kijk maar naar mayonaise. Daar werd altijd ei in gebruikt. Vier jaar geleden had je geen keus, nu heb je opeens vijf merken met veganistische mayo.”

“Bij de elektrische auto zie je hoe snel het kan gaan. Eerst werd er lacherig over gedaan. Tien jaar geleden was Tesla praktisch afgeschreven, nu is het een van de waardevolste bedrijven.”

Hoe dat voor boeren uitpakt, is natuurlijk de vraag. Al kun je je wel wapenen: “Als boer alleen ben je beperkt. Houd dus je ogen open om je aan te sluiten bij anderen. Je kunt corporaties aansporen om te investeren in dit soort dingen. Het is gevaarlijk om het niet te doen.”

Boeren moeten ook oppassen om niet te veel bij de pakken neer te zitten: “Verandering is van alle tijden in de landbouw. Het is al generaties aan de gang. Twee op de drie boerenbedrijven hebben geen opvolger, daar is weinig aan veranderd. Mijn opa was trekpaardenfokker en vlasteler. Beide beroepen zijn helemaal verdwenen. Als de bio-industrie verdwijnt, moet je als boer veranderen.”

De rol van de overheid is ook op oude sentimenten gebaseerd, vindt Korteweg. Er zijn volop subsidies voor vlees en zuivel, maar amper voor plantaardige alternatieven: “Vanuit de overheid zou het verstandig zijn om deze alternatieven wel te stimuleren. Anders doen andere landen het wel. Het gaat heel hard in bijvoorbeeld de Verenigde Staten en Israël. In Nederland zit ook veel kennis, maar als je niet oppast, loop je straks achter. Dat zag je ook met de eerste gekweekte hamburger. Die is hier gemaakt, maar in de VS zijn ze er nu veel verder mee. Zonde.” Dat niet alleen: “Ook moet de overheid slimmer zijn. Kijken naar de lange termijn. Maak bijvoorbeeld een lesprogramma op scholen over de voordelen van plantaardig voedsel. Dan kan het snel gaan. Kinderen beïnvloeden hun ouders en de jeugd heeft de toekomst.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

In de prijs van vlees en zuivel zijn de maatschappelijke kosten voor milieu, natuur en gezondheid niet verwerkt. De producten zijn veel te goedkoop, vindt TAPP Coalitie. De organisatie berekende hoeveel een kilo rund-, varkens- of kippenvlees eigenlijk zou moeten kosten.

Kees Vermeer

“Uit enquêtes blijkt dat de meeste Nederlanders af willen van de kiloknaller en via een milieuheffing op dierlijke producten best iets meer willen betalen. De opbrengst daarvan kan deels naar de boeren gaan, zodat zij meer kunnen investeren in milieu, klimaat, natuur en dierenwelzijn. De heffing kan ook worden gebruikt voor het verlagen van belastingen en prijzen voor gezond voedsel. Een hogere prijs voor vlees zal ertoe leiden dat we er minder van gaan eten. Dat heeft positieve gevolgen voor klimaat en milieu en voor onze eigen gezondheid.”

Jeroom Remmers

Dat betoogt Jeroom Remmers, directeur van de TAPP (True Animal Protein Price) Coalitie. Deze coalitie bestaat ruim drie jaar en er zijn inmiddels bijna zestig partijen bij aangesloten. TAPP vindt vlees en zuivel nu te goedkoop. De kosten voor milieu, natuur en gezondheid worden afgewenteld op de maatschappij en boeren. “Voor gezondheid en milieu is een eerlijke prijs nodig, waarin milieukosten zijn verrekend zoals emissie van broeikasgassen en stikstof”, stelt Remmers. “We willen ook dat boeren een eerlijke prijs krijgen voor vlees en zuivel. Nu worden zij door supermarkten onderbetaald waardoor ze onvoldoende kunnen investeren in duurzaamheid.”

De organisatie deed onderzoek naar wat dat concreet betekent. Volgens TAPP zou een kilo kip in 2030 €2,04 duurder moeten zijn, een kilo varkensvlees €4,50 en een kilo rund- en kalfsvlees €5,70. De eerlijke prijs van een hamburger -nu ongeveer twee euro per stuk- wordt iets meer dan drie euro. Vegetarische producten worden iets goedkoper. Hierin zijn meegenomen de kosten voor emissies broeikasgassen, emissies van andere stoffen resulterend in milieuvervuiling, door landgebruik veroorzaakte impact op biodiversiteit en dierziekten. 

Gevoelig

TAPP wil haar doelen bereiken door invoering van een verbruiksbelasting, gebaseerd op milieuschade. Vergelijkbaar met milieuheffingen die al bestaan voor bijvoorbeeld afval en water. Remmers denkt dat dat ook kan voor dierlijke producten. “Niet iedereen zal het leuk vinden als vlees en zuivel duurder worden. Maar een meerderheid van de bevolking staat daar wel achter, op voorwaarde dat boeren er financieel mee worden gesteund, gezond eten goedkoper wordt en lagere inkomens worden gecompenseerd. We hebben dat onderzocht met enquêtes. Politiek ligt een heffing op dierlijke producten nog wel gevoelig, al heeft Johan Remkes in zijn stikstofadvies ook gepleit voor een heffing op niet-duurzaam voedsel (vlees en zuivel), met terugsluis naar duurzame boeren.”

Opbrengst

TAPP denkt aan een heffing van aanvankelijk 20 cent per ons vlees. Dat kan tot 2030 elk jaar enkele procenten stijgen, totdat de prijs van vlees echt en eerlijk is berekend met alle milieukosten. Met die eerlijke vleesprijs verwacht de coalitie een opbrengst van minstens 1 miljard euro per jaar. Ongeveer de helft daarvan kan worden gebruikt om de Nederlandse veehouderij te verduurzamen.

Remmers ziet het liefst dat gezonde en duurzame voeding nu al een stuk goedkoper wordt. Dat compenseert dan de lichte prijsverhoging van dierlijke producten voor consumenten, en ook de recente stijging van de voedselprijs. 

“Helaas neemt de overheid lang de tijd voor zo’n verlaging op groente en fruit en is de uitvoering minimaal”, vervolgt Remmers. “Het gaat alleen over verse groente en fruit. Wij denken dat het ook kan voor bewerkte groenten, diepvriesproducten en vlees- en zuivelvervangers. En het liefst ook voor alle biologische producten en brood en granen. Met zo’n ruime prijsverlaging worden consumenten meer gestimuleerd om gezonder te gaan eten en wordt de meerprijs voor vlees ruimschoots opgevangen.”

Politiek

TAPP lanceerde begin 2020 een petitie over een eerlijke vleesprijs. Deze werd in enkele weken zo’n 50.000 keer getekend en werd overhandigd aan toenmalig landbouwminister Carola Schouten. Daarop spraken kamerleden van zeven politieke partijen hun steun uit voor de eerlijke vleesprijs en werden de voorstellen van TAPP opgenomen in enkele verkiezingsprogramma’s. Schoutens opvolger Henk Staghouwer is in maart een onderzoek gestart naar een heffing op dierlijke producten en de verdeling daarvan onder boeren. Dat onderzoek is momenteel gaande. “We hopen dat dat begin komend jaar klaar is en dat er dan bredere politieke steun komt”, aldus Remmers. “Binnenkort hebben we hopelijk een ontmoeting met de huidige minister Piet Adema.”

Breed gesteund

TAPP wordt al gesteund door een aantal kleinere organisaties voor boeren en veehouders. “LTO heeft het onderwerp vanaf 2025 opgenomen in hun visie voor 2030”, weet Remmers. “Het principe van een heffing met terugsluis wordt dus breed gesteund in de landbouw. Boeren betalen nu de milieukosten terwijl zij daar vrijwel niets extra’s voor terugkrijgen via subsidies of hogere supermarktprijzen. Daarom willen zij een betere prijs voor hun producten.”

Remmers realiseert zich dat de plannen niet vandaag of morgen kunnen worden ingevoerd. Voor dit soort veranderingen is een lange adem nodig. “De invoering van BTW heeft destijds tien jaar geduurd. We hopen natuurlijk dat het nu sneller zal gaan. We hebben de tijdgeest denk ik wel mee. Zoals gezegd: in het advies van Remkes staat eveneens dat er een heffing moet komen voor niet-duurzaam voedsel. Ook de Autoriteit Consument en Markt staat daar inmiddels achter. De roep wordt luider, dus de politiek zal een keer moeten volgen.”

Ook internationaal

Begin volgend jaar publiceert de TAPP Coalitie een rapport dat zich meer richt op Europa, zodat een eerlijke prijs voor dierlijke producten ook internationaal en binnen de EU Commissie een gespreksonderwerp wordt. “Voor Frankrijk en Duitsland zijn al rapporten gemaakt en die landen gaan hopelijk eveneens met de voorstellen aan de slag. Ook in Nederland blijven we uiteraard actief lobbyen”, besluit Remmers. “Intussen raden we iedereen aan om vaker te kiezen voor biologisch vlees en zuivel. Bij die producten zijn milieukosten al vrij goed in de prijs verwerkt en krijgen boeren een meerprijs. En met een hogere prijs koopt iemand waarschijnlijk minder dierlijk voedsel. Dat is sowieso goed voor het milieu en de gezondheid. Elke dag vlees eten vinden wij niet meer van deze tijd.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Het gaat goed met de korte keten. Heel goed zelfs, zegt Jan Willem van der Schans, expert en onderzoeker korte ketens. Supermarkten doen -schoorvoetend, dat wel- projecten met lokale bedrijven en bij consumenten en de overheid is er meer draagvlak. Daarbij is de korte keten eigenlijk veel groter dan de meeste mensen denken, zegt hij.

Wouter van Wijk

“Het gaat echt beter dan vijf jaar geleden. Er is in brede zin gewoon meer aandacht voor: de korte keten wordt vaker benoemd in de politiek en komt vaker voor in de media en in discussies. Het past ook in deze tijd. Het globale voedselsysteem heeft meer risico’s dan we dachten. Dat zie je nu duidelijk door de oorlog in Oekraïne. 

Daarbij zijn er een aantal iconische doorbraken bij supermarkten en grote cateraars. Supermarkten kopen meer rechtstreeks bij boeren in en binnen de overheid zie je ook initiatieven. Zo heeft Jumbo bijvoorbeeld de zuivelketen ‘Van dichtbij’. Ook Albert Heijn werkt met kortere ketens en communiceert hierover. 

Een ander mooi voorbeeld is Dienst Justitiële Inrichtingen, DJI, de overheidsdienst die gevangenissen beheert. Die heeft bij de aanbesteding van voedsel, een contract van een aantal miljoenen per jaar, de korte keten positief gediscrimineerd. Uiteindelijk hebben Vitam, Eurest  Sodexo het contract gekregen. Dat zijn op zich klassieke cateraars, maar ze werken nadrukkelijk samen met korte keten partijen zoals Boerschappen en Local2Local.

Uit onderzoeken blijkt dat de korte keten in omvang een miljardenomzet heeft, vergelijkbaar met biologische producten. Dat verwacht je misschien niet, maar het komt omdat de korte keten veel breder is dan je denkt. Het lijkt nu soms net alsof lokaal voedsel meteen een hip nieuw iets is, van foodies met ringbaardjes, maar dat is niet zo. Een  groot deel van de korte keten bestaat uit regionale voedsel netwerken, die al bestonden voor de globalisatie. Die hebben zich hebben weten te handhaven tegen de verdrukking in. Denk aan marktlui die al decennia producten uit de korte keten op markten verkopen. De klassieke dagmarkt is eigenlijk nooit volledig door supermarkten weggedrukt. Hier in Rotterdam op het Afrikaander Plein staan aardappeltelers uit Hoeksche Waard die al veertig jaar hun aardappelen verkopen direct aan de eindconsument. Denk ook aan handelaren die kaas, gemaakt door boeren uit de Krimpenerwaard, rechtstreeks of met een tussenschakel verkopen aan het Rotterdamse publiek. Dat is ook de korte keten.

Er is wel een probleem. In de middeleeuwen hadden de provincies en steden regels over voedselmarkten. Wat wel en niet kon. Die regels worden niet of nauwelijks nog gehandhaafd. Met als gevolg dat je nu ‘’lokaal’’ fruit koopt bij die leuke fruitstalletjes langs de weg, terwijl het gewoon uit Spanje komt. Of aardbeien uit Polen. Er wordt van alles geroepen. Met kaas zie je hetzelfde. Zo heb je De Rotterdamsche Oude. Zo’n naam impliceert dat de melk uit Zuid-Holland komt. Maar dat is helaas niet zo. Ze hebben een heel verhaal over smaak en authenticiteit, maar het waren gewoon een paar zakenmannen die in de skybox van Feyenoord bedachten dat er ook een stukje ‘Rotterdamse’ kaas bij het bier moest.

Het probleem van dergelijke, op halve waarheden gebaseerde oorsprong-claims, is dat het leidt tot oneerlijke concurrentie. Dan ligt in het schap een stuk kaas met melk uit de korte keten, van een boer die natuurvriendelijk werkt, naast een ‘Rotterdamse’ kaas die goedkoper is en ook heel vriendelijk lijkt. Het is een nieuwe taak voor de consumentenautoriteit, zou ik zeggen. Claims over de korte keten moeten ook gewoon kloppen. Pak dit landelijk aan of juist regionaal of lokaal, zoals vroeger.

Daarbij zie je ook problemen in de logistiek en de eisen van supermarkten. Zo verkoopt Landgoed Mariënwaerdt aardbeienjam van het landgoed. Maar de aardbeien komen vaak uit Polen! Ik zat tijdens een etentje ooit naast de kasteelvrouwe. Ze vertelde dat dat wel moest, want als je in de supermarkt wilt liggen, moet je jaarrond leveren. Waarom is dat? Waarom zeggen we niet: ‘s winters geen aardbeienjam? Mensen zeggen dan wel eens Jan Willem, je bent te idealistisch, je denkt dat supermarkten nog te veranderen zijn. Dat denk ik inderdaad. Ik wil graag de inkoop van supermarkten veranderen. Nu kunnen inkopers daar pas carrière maken als ze een lagere prijs hebben afgedwongen. Dat moet echt anders. We moeten toe naar inkopers die afspraken voor de lange termijn maken met boeren. Dat gebeurt veel te weinig. Het is niet zwart-wit kapitalisme versus idealisme. Het is slim inkopen versus dom inkopen.

Het gaat ook wel eens fout binnen bedrijven die zich richten op de korte keten. Een voorbeeld is de supermarktketen Agrimarkt. Deze keten was in handen van de boerencoöperatie CZAV. De Agrimarkt had korte lijntjes met boeren als toeleveranciers. Het liep als een tierelier, maar helaas is het door de boeren zelf om zeep geholpen. Verkocht aan de Jumbo. Terwijl je het als boer juist van dat soort bedrijven moet hebben. De Jumbo is ook veel minder gemotiveerd om het Zeeuwse en het Zuid-Hollandse landschap mee te nemen in hun beleid. Agrimarkt deed dat wel. 

Het is alleen maar duidelijker geworden dat je de regionaal opererende familiebedrijven moet koesteren, terwijl er steeds meer verdwijnen. Zo’n bedrijf is voor altijd weg. Dat is zó zonde, want je hebt echt de hele keten nodig om te kunnen functioneren. Dat zag  je ook bij de fruitveiling in Geldermalsen. Die heeft altijd tot doel gehad de kleine fruitteler te helpen aan afzet in een regionale markt. Totdat drie jaar geleden het bestuur besloot dat het anders moest. Men zette in op globalisering. Zonde!

Je moet ook verwerkende capaciteit hebben. Als die in handen is van een paar grote jongens, dan wordt het moeilijk. Als je een bier wilt maken van natuurinclusieve granen uit de korte keten, dan moet je bijvoorbeeld ook een mouterij hebben. Daar zijn er maar een stuk of vijf van in Nederland. De meesten zijn enorme, industriële bedrijven. Die kunnen niks met de opbrengst van een paar natuurinclusieve graan akkertjes. Dergelijke kleine hoeveelheden vermouten wordt veel te duur. Dat zag de provincie Zeeland ook. Om de korte keten te beschermen heeft de provincie aandelen genomen in mouterij De Swaen, in Kloosterzande. Om te voorkomen dat de mouterij weer in handen komt van een grote investeerder die niets met natuurinclusieve korte ketens heeft. Dat is heel slimme industriepolitiek. Daar hebben we meer van nodig. 

Ook is er te weinig transparantie in de opbouw van de kosten van voedsel. Dat moet veel beter. We moeten door de brei van bullshit heen als we de supermarkten en zuivelverwerkers willen veranderen. Dat is misschien moeilijk, maar het moet. En er moet echt melk uit Midden Delfland in de Rotterdamse kaas komen, dat is echt wel een wens van mij.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Het gaat goed met Kievitamines, de Zuid-Hollandse leverancier van lokale biologische voedselpakketten. Zeer goed zelfs. Maar de 3.500 abonnees die de dienst nu heeft, is voor oprichter Sebastiaan Bos niet genoeg: “we gaan het overdragen”.

Wouter van Wijk

Bos begon allemaal 25 jaar geleden. “Toen ik klaar was met de tuinbouwschool, dacht ik: ik heb nu een diploma, hoe kom ik in godsnaam aan een plek? Toen vroeg een vriend van me, Maarten, of ik kon helpen bij zijn teeltbedrijfje. We zaten in een omgebouwde caravan met een stuk grond in Dwingeloo, in Drenthe. Het was koud en de eerste vijf jaar hadden we gewoon schrijnende armoede. We zaten op bijstandsniveau, maar wel 80 uur per week aan het werk!” 

Sebastiaan Bos

Ze hadden groenten over. Bos besloot een advertentie te zetten in Leiden, waar hij woonde. ‘Biologische groenten van eigen tuinderij, aan huis bezorgd, vraag de folder aan.’ Bos: “Dat speelde in 1996. Echt een andere tijd. Nog geen internet en bijna niemand kon verse biologische groenten thuisbezorgen.” Toch was de behoefte er zeker: “Veel meer mensen belden dan we verwacht hadden. We konden de vraag bijna niet aan!” Kievitamines was geboren.

Het was voor Bos ook een soort persoonlijke strijd: “Op de middelbare school had ik wel moeite om in het systeem aan te sluiten, ik onderpresteerde behoorlijk.” Wat hem op school in de weg zat, kwam juist van pas bij Kievitamines. “Laat mij mijn eigen systeem maar bouwen. Dat is een manier van werken die mij ligt.”

Bos deed het anders, en doet dat nog steeds: “Veel bedrijven werken nog steeds vanuit het land. Dan zie je vaak pakketten die mensen niet altijd willen. Ik ben begonnen met de klantenkring, daarna kwam het land pas. We denken veel meer vanuit een concept. We zijn niet zomaar het volgende voedsel-abonnement-bedrijf”

Despecialiseren

Zo wil Bos zich per se niet specialiseren: “We zijn een generalistisch bedrijf. We telen van alles. Vrijwel alle boerenbedrijven zijn tegenwoordig specialisten. Ze telen heel veel van hetzelfde. We staan daarom wel echt ver van de gemiddelde boer af. Ons concept zal ook weinig boeren aanspreken, die zijn meestal enorm gemechaniseerd en kunnen niet doen wat wij doen.” 

Juist het gebrek aan mechanisatie is voor hem een voordeel: “We zijn ontzettend lief voor de grond. Het bewerken doen we vooral met de hand. Met de grelinette bijvoorbeeld.” Dat is een soort hooivork waarmee je de grond diep kunt beluchten, zonder het leven onder de grond, zoals de wortels en wormen, te beschadigen.

Grondbewerken met de grelinette

“Bij ons zit er veel leven in de bodem, veel meer dan wanneer je er met een grote trekker over rijdt en zo alles plat stampt. Dat zie je ook aan de grond en de groenten en het komt terug in de resultaten van de bemonstering. Er zit veel meer leven in, veel meer micro-organismen dan in de meeste landbouwgrond. Daar heeft een bodem dan wel vulling, maar geen voeding. Wij kopen voor 1.000 euro aan gesteentemeel. Dat verdeel ik over het land. Met als resultaat meer mineralen in de grond en dus in de groente.”

Onafhankelijk

Kievitamines is ook niet afhankelijk van andere partijen. Erg belangrijk volgens Bos: “We telen niet voor de veiling, maar direct voor de consument. Dat merk je. Boerenkool wordt bijvoorbeeld meestal als hele grote plant geteeld. Dat past niet in ons pakket. Dus dat doen we niet.” Het voordeel is groot: “Bij ons duurt het maximaal twee dagen van land naar klant. Bij de normale logistiek duurt het zo een week.”

Kievitamines voedselpakket

De onafhankelijkheid biedt meer voordelen: “We hebben nu met een brandstofcrisis tot en met. Daar hebben wij weinig last van, we hebben het vanuit ons DNA op orde, want we zitten altijd tegen de bebouwde kom aan. We kiezen bewust dat onze klantenkring niet meer dan 25 kilometer om ons heen zit. Ik ken ook lokale bedrijven die landelijk willen werken. Dat willen wij niet.”

Toekomst

“We zijn wel iets aan het neerzetten dat je ook kunt overdragen. Dat wil ik op termijn ook. Het resultaat is nu al veel beter dan ik ooit heb gedacht!” Om Kievitamines echt uit te breiden, wil hij wel anders werken: “In de toekomst willen we klanten uitnodigen om te investeren. Dan krijg je een heel andere financiële kracht.” Hij hoopt op die manier het concept op veel meer plaatsen te kunnen uitvouwen. De tijd is er wel rijp voor. Crowd-funding is populair, zeker ook in de biologische teelt en de korte keten. “Ik wil echt een alternatief bieden voor al die verkokerde teeltvormen.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Steeds meer mensen kopen hun voeding in biologische speciaalzaken, blijkt uit een recent rapport van BioNext Nederland. Maar er valt nog een wereld te winnen, want het marktaandeel van biologisch voedsel in de Nederlandse supermarkten blijft rond de drie procent hangen. Flink minder dan in Europese koplopers als Denemarken (12,1%), Zwitserland (10,4%) en Oostenrijk (9,3%). Roosmarijn Saat, supermarkteigenaar en bestuurslid van BioNext, wijst naar de prijs als grootste boosdoener. Maar dat is niet het enige.

Kees Vermeer

Saat is eigenaar van de biologische supermarkt Gimsel, in het centrum van Rotterdam. Haar winkel deed het in 2020, met een omzetgroei van 15 procent, erg goed. Maar Saat ziet ook dat nog veel stappen nodig zijn. “De prijs blijkt voor veel mensen nog een drempel om biologische producten te kopen. Maar met biologisch zorg je op alle fronten voor verbetering van onze hele leefomgeving.”

Verschillende crisissen
“Maar er zijn nu verschillende crisissen tegelijk aan de gang. Niet alleen corona maar ook stikstof, het klimaat en afnemende biodiversiteit. Die crisissen hangen met elkaar samen en we kunnen ze niet langer negeren. Steeds meer mensen vragen zich af wat zij zelf kunnen doen. Als je volledig overstapt naar biologisch, ga je in één keer veel aspecten van de crisissen te lijf. Je draagt bij aan het tegengaan van klimaatverandering en biodiversiteit, en aan betere bodem- en waterkwaliteit.” Biologische producten hebben dus veel extra waarde(n) in zich. Maar het is volgens Saat lastig om al die waarden te laten zien aan de consument. Dat verklaart ten dele het tot nu toe karige aanbod van biologische producten in de gewone supermarkt, waar producten vooral wat betreft prijs met elkaar concurreren.

‘Als je volledig overstapt naar biologisch, ga je in één keer veel aspecten van de crisissen te lijf‘ – Roosmarijn Saat

Verdienmodel
Toch kan biologisch een goed verdienmodel zijn. Saats eigen winkel laat dat wel zien: een mooie grote supermarkt met alleen maar biologische producten, die bovendien veelal van lokale leveranciers komen. De supermarkt is onderdeel van het drukbezochte winkelcentrum De Groene Passage in hartje Rotterdam: zeven winkeliers die samenwerken vanuit dezelfde gedachte van duurzaam, fairtrade en groen. “Voor verdere groei van de biologische sector is het van belang dat vraag en aanbod hand in hand gaan. Als de vraag groeit, kunnen boeren meer investeren om hun bedrijf uit te breiden zodat ook het aanbod toeneemt.”

Marktaandeel
Saat is ook lid van het dagelijks bestuur van Bionext. Deze ketenorganisatie voor biologische landbouw en voeding publiceert elk jaar een trendrapport. In het recent verschenen rapport over 2020 staat onder andere dat er iets meer Nederlandse landbouwgrond wordt gebruikt voor biologische productie, dat 95,6% van de Nederlandse huishoudens in 2020 biologische producten heeft gekocht, en dat melk, eieren en yoghurt de meest verkochte biologische producten waren in de supermarkt. Maar het marktaandeel van biologisch in de Nederlandse supermarkten is slechts rond 3%. Flink minder dan in de Europese koplopers Denemarken (12,1%), Zwitserland (10,4%) en Oostenrijk (9,3%). Nederland blijft ook ver achter wat betreft het percentage landbouwgrond met biologische teelt: dat is slechts 4%, tegen 8,5% als Europees gemiddelde. Oostenrijk is in de EU koploper met 26% biologisch landbouwareaal.

Teleurstellend
Vooral het lage percentage biologische landbouwgrond is erg teleurstellend, vindt Saat. “Nederland heeft veel reguliere landbouw, met een groot deel voor export en voor diervoeding en veeteelt. Om dat te veranderen, zijn onder andere maatregelen nodig van de overheid. Die kan boeren bij de hand nemen en hen goede mogelijkheden bieden zodat zij zich gesteund voelen. Boeren die willen omschakelen, hebben de overheid nodig om dat mogelijk te maken. Maar helaas maakten afgelopen jaar, voor het vierde jaar op rij, minder boeren de overstap naar biologisch. Vanuit de Europese Green Deal wordt nu de Farm to Fork strategie uitgewerkt. Bionext praat daarover mee en kan haar visie inbrengen. Bovendien zien we steeds meer aandacht voor biologisch bij het ministerie van LNV. Met de Green Deal hebben we gelukkig wel de wind in de rug.”

Prijs is barrière
Er is ook ondersteuning nodig voor de consument, betoogt Saat. Bijvoorbeeld meer voorlichting over de waarden van biologische producten. Want de prijs blijft de grootste barrière om biologisch te kopen: 65% van de huishoudens zegt vaker biologisch te kopen als het goedkoper zou zijn. “Maar in prijzen in de reguliere supermarkt zijn niet de effecten op de leefomgeving verrekend. Dat zijn dus geen ‘echte’ prijzen. Biologische producten hebben een prijs die verantwoord is. Je doet er iets goeds mee voor de wereld en voor je eigen gezondheid. Een win-win situatie. Bovendien help je boeren om te verduurzamen. Daarom hoop ik dat er meer bewustzijn ontstaat over prijzen van producten.”

BTW schrappen
De biologische speciaalzaken hadden vorig jaar een omzetgroei van gemiddeld 7,8%, voor Gimsel was dat zelfs bijna het dubbele. “Belangrijke punten voor onze klanten zijn hun gezondheid, de echte prijs van producten, openheid over hoe vervuilend reguliere producten zijn, het tegengaan van de huidige crisissen, en het verminderen van afval. Klimaat, milieu en gezondheid zijn de grote thema’s die nu spelen.”

Het moet sneller
Saat vertelt gepassioneerd over haar werk en visie. Ze is er mee opgegroeid: in 1988 startten haar ouders natuurvoedingswinkel Gimsel in Rotterdam, waar zij als jonge meid meehielp. “Mijn ouders waren pioniers. Toen al was er het besef dat de reguliere manier van landbouw niet kan doorgaan. Ik ben blij dat het biologisch marktaandeel groeit, maar er zijn nog stappen nodig en het moet sneller. Misschien moet het ook rigoureuzer, met boeren die eisen dat zij met steun van de overheid kunnen omschakelen naar biologisch. Bijvoorbeeld met een omschakelfonds voor boeren. Ook Bionext wil hen daarin ondersteunen. We weten hoe het moet, dus laat ons je helpen om de goede weg te vinden.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

In het hele land staan boeren op hun achterste benen omdat er boerderijen uitgekocht dreigen te worden, al dan niet verplicht. Niet gek, gezien de impact en de soms dubieuze rol van de overheid. Maar er is een andere kant: een uitkoop kan ook positief uitpakken voor sommige boeren, zo blijkt bijvoorbeeld bij de Beijersche Schuur in Zuid-Holland.

Wouter van Wijk

Boerin en mede-eigenaar Yfke Boer vertelt: “We hadden weinig keuze toen de provincie Zuid-Holland bij ons aanklopte. Weggaan, meegaan of ermee stoppen. ‘We zien wel’, dachten we. Het waaide ook over. Maar we zagen ook wel dat er iets moest veranderen en wilden ook niet op dezelfde voet verder.” 

Yfke Boer – ‘Jaja, we doen onze naam eer aan!’

“Toen kwamen de provincie er weer mee. Een aantal jaar later, in 2010. Ze vroegen: willen jullie biologisch worden? Dat wilden we niet. Dan moet je vee loslopen, je moet veranderen. Je mag geen kunstmest gebruiken, waardoor alles minder hard groeit. Dan heb je voor dezelfde opbrengst weer meer land nodig.” 

Twee dochters, twee stukken land

“Maar toen kwamen onze dochters, die zeiden: we willen verder met het bedrijf. Ze zijn 30 en 28. Dat veranderde alles. We dachten: als zij het willen, dan wij ook. Dat hebben we aangegrepen om te veranderen. Zonder hen zou ons bedrijf stoppen.”

“Dus hebben we ons ingeschreven om er land bij te krijgen. Op Haastrecht. De boer die er zat is uitgekocht. Hij wilde tien jaar geleden niet meedoen en is weggegaan. Dat was niet leuk voor ze hoor! Ze hadden een melkveebedrijf. Hij zag niets in biologisch boeren en wilde op oude voet verder gaan. Ze zijn nu verhuisd naar een paar kilometer verderop. Op zich hebben ze mooi land nu en ze kunnen nu meer koeien melken. Maar hij is nog steeds boos.”

“De boerderij ernaast is ook uitgekocht. De provincie zat met die boerderijen in de maag. Na een beetje onderhandelen lukte het om het land erbij te pachten. We hebben het in gebruik en kunnen er maaien en droogvee kunnen brengen. Dat ging dus goed. Nu staat er een boerderij. Daar willen we graag de stal van gebruiken. “

“Want de ene dochter wil in Haastrecht verder. Ze gaat er jongvee opfokken. De ander blijft hier. Daarom willen we de boerderij die op dat land staat overnemen en land erbij huren.”

Otter moet settelen

“Maar goed, het is wel een heel andere manier van werken. Je moet een natuurinrichtingsplan maken. Daar kijkt dan een ecoloog naar. Je moet het met die ecoloog eens zijn, en de ecoloog met jou. Dat is wel gedoe, maar ook wel mooi.”

“Er loopt zo’n ecologische lijn door het land heen, vanuit Reeuwijk en dan door naar Bilwijk toe. De dieren moeten zelfs onder de provinciale weg door kunnen. Zo moet de otter zich hier kunnen settelen. Die willen ze graag hierheen krijgen. En andere soorten vogels en vissen. Zo moesten we de walkant afgraven, omdat de waterhuishouding anders moet.”

Yfke en Marinda leggen uit hoe ze overstappen op ‘natuurlijk boeren’

“De insteek is heel anders. We werken aan kruidenrijk grasland en stroken natuur. De sloten worden vergroot, waardoor een deel van je land moeras-achtig wordt en er meer riet kan groeien. Zo ben je op een heel andere manier met de natuur bezig dan wij al die jaren hebben gedaan. Je gaat ook deels terug in de tijd! Dat maakt het ook interessant.”

“Aan de andere kant moet je voor biologisch boeren ook een heleboel doen en laten. De natuur inrichten, geen kunstmest, bestrijdingsmiddelen. Dat kost geld. En je moet duurder inkopen. Voer bijvoorbeeld. Daar moet ook wat tegenover staan. Ik hoop dat consumenten en supermarkten zich dat ook beseffen.”

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

Na een zeer succesvolle crowdfunding-actie opende Rechtstreex, de Zuid-Hollandse voedselcommunity, deze week een distributiecentrum in Den Haag. Tijd voor een gesprek met oprichter Maarten Bouten.

Wouter van Wijk

Maarten Bouten van Rechtstreex

Gefeliciteerd met de opening! Bij de crowdfunding haalden jullie supersnel, in een halve dag 100.000 euro op. Dat was gelijk het maximale bedrag. Het streefbedrag was 50.000. Wat hebben jullie nu extra gedaan?

Het verschil zit hem in de uitvoering van het distributiecentrum. Heel klein of echt goed. Met het minimale bedrag konden we heel klein beginnen en dat uitbouwen. Met dit succes hebben we het helemaal kunnen inrichten zoals we wilden. Zo kunnen we mensen nog beter bedienen.

Een vliegende start dus. Kunnen jullie hiermee beter concurreren met bijvoorbeeld supermarkten en maaltijdboxen?

Die concurrentie valt wel mee. Je hebt veel types consumenten. Sommigen gaan voor lage prijzen en komen bij de goedkope supermarkt terecht. Anderen kiezen voor gemak en bestellen een complete maaltijdbox met afgepaste hoeveelheden en een recept. Weer anderen vinden duurzaamheid, milieu en lokaal voedsel belangrijk. Dat zijn natuurlijk de mensen waar wij ons op richten.

Waar maken jullie het verschil?

Bij ons kun je vrij je boodschappen doen, net als bij anderen, maar dan met producten van boeren uit je eigen regio. Waarbij je kunt zien waar het gemaakt is en door wie. Dat vinden steeds meer mensen belangrijk. Daarbij is het niet alleen een distributiesysteem, maar ook een sociaal systeem. We hebben zo’n 1.000 producten. Die zijn niet anoniem zoals in de supermarkt, maar je kunt degene die het verbouwd of gemaakt heeft aanspreken en vragen stellen. Dat is nogal een verschil.

Zeker. En de andere kant? Wat doet Rechtstreex voor de producent?

We betalen een eerlijke prijs aan de boer. We knijpen ze niet uit, om het telkens weer een klein beetje goedkoper te krijgen. In de supermarkt gaat 4 tot 40 cent van iedere euro naar de producent of de boer, een beetje afhankelijk van het product. Bij ons is dat 56 cent, gemiddeld.

Dat is nogal een verschil. 

Jawel. Maar ik wil ook niet gelijk populistisch doen tegenover supermarkten. Dat is te gemakkelijk. Bij ons is het anders. We kopen niet in een keer een grote partij op. Niet per vrachtwagen, maar per kratje. Dat moet je als boer ook willen. Sommigen willen zoveel mogelijk produceren, anderen vinden het letterlijk leuker om met ons te werken. Dat kost ze wel meer werk, maar is ook meer waard. Als je als boer meer zelf doet, krijg je ook meer.

Heeft jullie initiatief ook invloed op supermarkten, denk je?

Ach, wij zijn natuurlijk een hele kleine speler. Ik kan me wel voorstellen dat we een voorbeeld kunnen zijn voor anderen, inspiratie bieden. Het voedselsysteem is natuurlijk enorm gecentraliseerd en grootschalig. Dat kan zeker veranderen. Wie weet duwen wij het een klein beetje in die richting. Ooit hadden we ook het idee om onze producten in de supermarkt te leggen, maar uiteindelijk hebben we gekozen voor één ambitie, deze. Dat werkt goed. Maar wie weet doen we ooit nog iets in die richting.

Met al dat succes rijst natuurlijk de vraag: wat brengt de toekomst voor Rechtstreex? Uitbreiden naar andere regio’s?

Dat willen we zeker wel, maar niet te overhaast. We groeien nu met dertig procent per jaar, dat is prachtig. Toen we begonnen wilde ik alles in de wereld even veranderen. Dat werkt natuurlijk niet. Nu zijn we doelgerichter geworden, realistische ook. We doen niet meer alles tegelijk, maar juist één voor één. Dat is al uitdaging genoeg!

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!