De Kortste Weg

Hebben we straks in onze omgeving nog voldoende voedselproducenten over om ons eten rechtstreeks te kopen? Of wordt de gang naar de supermarkt vol buitenlandse en bewerkte producten weer onderdeel van mijn dagelijkse leefstijl, iets dat ik inmiddels vijf jaar geleden met succes afgezworen heb…? Wordt de landkaart op de website van Fietsen voor m’n eten, gevuld met verkooppunten van lokaal eten, straks steeds leger? Net nu we ons vijfjarig bestaan vieren en ik tijdens onze kampeervakantie in Sneek weer dacht: wat fijn dat ik zo op de regiokaart kan kijken voor de juiste adressen en tips voor de melktap, stalletjes en boerenlandwinkels!

Marja van der Ende

Van een afstandje lees ik de berichten over de boerenprotesten. Ik probeer neutraal te blijven en me niet te laten manoeuvreren in één richting in de verschillende kanten van het verhaal. Verhalen over onteigening van familiegrond. Voor de natuur of stiekem toch voor woningbouw? Berichten over geweld om standpunten duidelijk te maken. Klachten over de ondersteboven-vlag omdat het voorbij gaat aan de werkelijke betekenis….

Al fietsend naar die plekken waar mijn boodschappen groeien, zie ik het protestgeluid toenemen. Ik zie meer omgekeerde vlaggen. Ik hoor over de vele tuinders die stoppen of de winterproductie stilleggen door hoge gasprijzen. Over boeren die hun al karige opbrengsten zien verdampen en ook bakkerijen die de deuren moeten sluiten, omdat de kosten voor energie, veevoer en graan de pan uitrijzen door de oorlog in Oekraïne.

Heeft al dat protesteren zin als de beeldvorming in de media scheef is en de regering niet ontvankelijk is voor het schrijnende verhaal van de eigen burgers? Ik vrees dat het verspilde energie is, vechten tegen de bierkaai. Als consument van lokale producten maak ik mij ernstig zorgen over de toekomst van ons voedsel. Vooral over de plek waar het geproduceerd wordt. Kan iemand mij geruststellen dat die kortste weg blijft? 

In Friesland vlogen de omgekeerde Nederlandse vlaggen en cynische ‘te koop’ borden bij boerderijen me ook om de oren. Even dacht ik tijdens de tweede week van mijn vakantie, op het eiland Fehmarn in het noorden van Duitsland, dat onze boerenprotesten ook door de Duitse bevolking gesteund werden. De omgekeerde Nederlandse vlaggen die statig wapperden in de wind bleken echter de vlaggen van de Duitse staat Sleeswijk-Holstein te zijn.

In Duitsland lijkt van nood ook geen sprake (behalve wanneer je er benzine gaat tanken). Al fietsend trof ik er uitgestrekte landbouwgebieden zonder protestvlaggen en spandoeken. Volop veeteelt en akkerbouw naast of geïntegreerd in de natuur en een enkele verdwaalde tomatenkas. De lokale producten waren direct terug te vinden bij de plaatselijke fleischerei, bij de vele houten aardappelstalletjes en streekproducten-automaten langs de weg en zelfs in het winkeltje op onze camping. Wat we nu in Nederland meemaken, voelt dan zo oneerlijk. Dit is hoe het bij ons ook hoort te zijn tot in lengte van dagen!

Is er straks nog wel een kortste weg, als de stikstofplannen van het kabinet doorgaan? Als tuinders tegen torenhoge energiekosten blijven oplopen? Als veevoer schaars en duur blijft? Als vissers hun boten stil moeten leggen door te hoge brandstofprijzen? Als de eerlijkere prijsstelling van de korte keten voor veel consumenten te duur blijkt omdat ze hun vaste lasten niet meer kunnen betalen? Stort het voedselproductie-systeem als een kaartenhuis in elkaar?

Of zijn deze ontwikkelingen nu juist broodnodige stappen naar meer van ‘hoe het vroeger was’, waarbij natuur en voedselproductie harmonieus samenwerken? Dat de rek in Nederland eruit is, is al langere tijd duidelijk. Is het werkelijk zo gezond voor ons land als we steeds meer productie proberen te behalen op steeds minder grond? Als we zestig procent van het hier geproduceerde voedsel exporteren naar het buitenland en ook weer heel veel producten importeren die we hier ook (kunnen) produceren, zoals vlees, veevoer en graan?

Ik wens ons toe dat deze crisis doet wat het woord eigenlijk betekent: een keerpunt. Een omkering van steeds maar meer (lees: te veel) belasting van bodem, grondstoffen en mensen, naar minder belasting en naar meer circulaire en natuurinclusieve voedselproductie. Minder druk op het systeem waardoor het zich kan herstellen en blijft functioneren. Het is als een menselijk lichaam in stress. De beste remedie is: de belasting doen afnemen en de belastbaarheid helpen toenemen.   

Op de vraag of er straks nog wel een kortste weg is, heb ik natuurlijk geen antwoord. Ik ben slechts een consument die een aantal jaren geleden besloot niet meer naar de supermarkt te willen en toen voor de kortste weg koos. Invloed op de uitdagingen waar we voor staan, heb ik niet.

Een crisis brengt helaas ook altijd slachtoffers met zich mee. Laten we hopen dat het aantal beperkt blijft en de wonden snel weer gelikt kunnen worden. En er dan geen onherstelbare schade is ontstaan…

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!

De kaasboerderij van Freek en Nicole, een kleinschalig familiebedrijf van 200 jaar oud in het Groene Hart, maakt zich al jaren hard voor de natuur. Biologische producten. Natuurbeheer. Kleinschalig. Kruidenrijke graslanden. Boerenwinkel. Toch dreigt het bedrijf ten onder te gaan aan de stikstofplannen. Ze schreven een pamflet over het in duigen vallen van hun toekomsplannen, dat we hier herpubliceren.

Freek en Nicole van Leeuwen

Requiem voor een droom

Vooropgesteld: wij zijn niet zielig. Wij hoeven geen medelijden, medeleven of steunbetuigingen. We zijn gezond. We zijn ook vermogend. Op papier althans, met zoveel grond in eigendom. Een voedselbank is voor ons niet nodig en we wonen heerlijk vrij in de polder. We proberen dus te relativeren en niet te (veel te) klagen. Maar we hebben wel frustraties.

Boer worden

‘Wij’, dat zijn Freek en Nicole. Getrouwd, 44 en 43 jaar oud, twee kinderen. En we zijn boer. Ons bedrijf is een kleinschalige biologische kaasboerderij. In het Groene Hart.

Nadat we in 2004 allebei in Wageningen waren afgestudeerd gingen we aan het werk, zoals dat gaat. Nicole in het onderwijs, ik in de wereld van het ‘agrarisch natuurbeheer’. Een kantoorbaan. Met boeren en lokale natuurorganisaties zocht ik steeds naar de optimale combinatie van voedselproductie en zorg voor de natuur. Ik geloofde en geloof er vast in dat dat zeker mogelijk moet zijn en dat het totaal zelfs meer kan zijn dan de som der delen.

Intussen speelde de vraag: wat te doen met de boerderij van mijn ouders? De boerderij waar ik opgegroeid ben, en waar meer dan 200 jaar familiehistorie ligt. Het bedrijf was weliswaar gezond, maar volgens het Landbouw Economisch Instituut voor de toekomst eigenlijk veel te klein (ruim 40 koeien). Hoe zou je daar nu perspectief in moeten blazen voor een nieuwe generatie? Zonder sterk te groeien, want 200 koeien melken, dat zagen Nicole en ik niet zitten. Biologisch? Zeker, maar dan bleef het toch sappelen en kon het eigenlijk niet uit.

En wilden we eigenlijk wel boer worden? We zijn allebei universitair geschoold, hadden allebei een goede baan – het hoefde niet. Maar de gedachte bleef trekken, en we besloten er toch voor te gaan.

Emigratie werd een gedachte. Naar Frankrijk. Of naar Noorwegen, waar je met een klein bedrijf nog wel een goede boterham kunt verdienen. Op rondreis geweest. Met een makelaar gesproken. Maar ook grote twijfel: kunnen we dat wel?

Toen, rond 2006, maakte ik kennis met een nieuw fenomeen: particulier natuurbeheer. Het idee is daarbij dat grondeigenaren zelf natuur kunnen ontwikkelen. Ik had in Noord-Holland boeren gezien die dit gedaan hadden. Die hadden zich dus niet laten uitkopen voor natuurontwikkeling, maar deze zelf ontwikkeld. Ik had gezien dat natuurbeheer op deze manier ook een kans kon zijn.

Een droombeeld begon te ontstaan: een boerderij die samenwerkt met de natuur. Een boerderij waar de productie van topkwaliteit voedsel en de zorg voor natuur en landschap elkaar niet alleen verdragen, maar versterken. En waar mensen welkom zijn om van beide te genieten.

Eind 2006 heb ik een presentatie gehouden voor de Landinrichtingscommissie in ons gebied. Ik stelde voor om op onze grond een nieuw natuurgebied te ontwikkelen. Op dat moment was er nog maar 1 ander voorbeeld van particulier natuurbeheer in Zuid-Holland. De leden van de Landinrichtingscommissie, waaronder ook natuurorganisaties, waren aanvankelijk zeer terughoudend. Maar ruim 4 jaar later was het zo ver (ik sla nu heel veel stappen over) en werd ons nieuwe natuurgebiedje geopend door de gedeputeerde van de Provincie Zuid-Holland.

Onderdeel van de deal was dat onze buurman, die al langer weg wilde, vrijwillig ruimte maakte en zijn bedrijf aan ons verkocht. Na spannende gesprekken met de bank konden we dat net rondrekenen. Ook zijn landerijen betrokken we bij het nieuwe natuurgebied. En ik en Nicole gingen met ons pasgeboren dochtertje op zijn boerderij wonen, 700 meter van de boerderij waar ik opgegroeid ben.

De lokale kranten schreven erover. En ook de vakpers uiteraard. Pioniers, dat waren we. Een voorbeeldbedrijf. Vanuit het hele land kwamen boeren, natuurbeheerders en beleidsmakers bij ons kijken. Ik werd ook regelmatig uitgenodigd om een presentatie te geven over wat we gedaan hadden.

Ondertussen betekende dit alles wel dat onze keus gemaakt was: we gingen het bedrijf van mijn ouders overnemen. In 2008 stapte ik in de maatschap. In 2010 kwam de deal met de natuurontwikkeling en de koop van de boerderij van de buurman rond. In 2011 werden we biologisch.

En we troffen het. De markt zat mee. Nederland zat in een economische crisis, maar de animo voor biologisch, lokaal, diervriendelijk en natuurvriendelijk geproduceerd voedsel nam alleen maar toe.

Nieuwe stappen

We zaten niet stil. We volgden cursussen over kringlooplandbouw en deden mee aan projecten over natuurbeheer en lokale voedselketens. Langzaam groeiden we toe naar een nieuwe grote stap. Het werd tijd om te gaan denken aan een nieuw, toekomstbestendig stalgebouw dat paste bij onze nieuwe bedrijfsvisie. Een stal die past bij natuurbeheer. Die dus een goede kwaliteit, bodemverbeterende mest produceert. Die energieneutraal is. Die emissiearm is. Die optimaal welzijn voor de dieren biedt. Waar kalfjes bij de koe gehouden kunnen worden. En nog 100 wensen.

De Boerderij

Op 17 februari 2017 was het zo ver. Op de voormalige boerderij van de buurman werd onze nieuwe stal in gebruik genomen. Een feestelijke dag. Er was gebak en er waren veel mensen. Ook was er opnieuw veel vakpers aanwezig. Onze nieuwe stal was uitgerust met enkele innovaties die de aandacht hadden getrokken, waaronder een nieuw type emissiearme vloer en een speciaal en uniek uitmestsysteem dat de mest van de koeien verwerkte tot hoogwaardige vaste stromest.

De stal bood plek aan 60 koeien. Veel minder dan de combinatie van het bedrijf van mijn ouders (40 koeien) en het bedrijf van de vertrokken buurman (55 koeien) samen had. Maar voor ons genoeg en passend bij onze ambitie om extensief te werken en maximaal ruimte te bieden aan de natuur.

Niettemin mochten we al meteen de stal niet helemaal benutten. Er was gedoe rondom het fosfaatplafond en er werd een nieuw stelsel van fosfaatrechten ingevoerd dat keihard werd vastgepind op het aantal koeien dat je op 2 juli 2015 had. Voor ons betekende dat: 50 koeien, meer niet.

Dat was even slikken, maar we gingen door. En opnieuw zat de markt mee en ging het ons voor de wind.

En opnieuw werden we in alle vakbladen gepresenteerd als een voorbeeldbedrijf. Honderden boeren heb ik ontvangen. En ook ambtenaren, politici, waterschapsbestuurders, gedeputeerden, burgemeesters, onderzoekers, talloze studenten, de staatssecretaris en zelfs de bijna voltallige Raad van State (zonder de koning helaas). Allemaal geinteresseerd in deze landbouwpioniers met hun innovaties.

Natuurlijk was dat leuk. Tegelijk was het ook gewoon hard werken. Een zeer aanzienlijke hypotheek was inmiddels de harde realiteit, maar we zagen de toekomst zonnig in, en waren nog lang niet klaar met onze ambities.

Eind 2018 volgde de volgende grote stap: de overname. Dit was een heel spannend proces. Het was precair omdat wij natuurlijk nooit de werkelijke waarde van het bedrijf en alle bezittingen aan mijn ouders konden betalen en er dus een forse gunfactor bij kwam kijken. Maar we kregen het rond en per 1 januari 2019 waren Nicole en ik de eigenaren van de boerderij. En mijn ouders formeel met pensioen, hoewel ze nog volop (ook nu nog) bleven meehelpen. Het is ook hun levenswerk tenslotte.

Illegaal

Maar toen, eind mei 2019, kwam die inmiddels legendarische uitspraak van de Raad van State over de PAS – het ‘programma aanpak stikstof’. De Raad verklaarde deze PAS onverwijld naar de prullenbak. En dat veranderde alles voor ons, hoewel ik dat toen nog niet besefte.

De PAS was het stuk wetgeving dat had gegolden toen wij de vergunningen aanvroegen voor de bouw van onze nieuwe stal. Volgens de PAS moest je dan de gegevens van je nieuwe situatie invoeren in een rekenmodel (Aerius). Als de door dat model berekende extra uitstoot van stikstof hoger was dan een bepaalde waarde moest je vergunning aanvragen. Zat je daar onder, dan kon je volstaan met een melding.

Dat laatste gold voor ons, dus wij hebben netjes een melding gedaan. Onze extra uitstoot was vrijwel niks.

Maar doordat de PAS nu door de Raad van State werd afgekeurd, was ook onze melding plotseling niets meer waard. En waren we dus zomaar, buiten onze schuld, illegaal. Want nu vielen we terug op oudere wetgeving waarin een natuurvergunning vereist is. En die hebben we niet.

Feitelijk zijn we daardoor vogelvrij. Iedereen die dat wil kan om handhaving verzoeken bij de Provincie. Wie dat doet, en lang genoeg volhoudt, krijgt uiteindelijk gelijk, want wij zijn ontegenzeggelijk illegaal met ons bedrijf zonder natuurvergunning, en dan moet ons bedrijf dus stoppen. Daar komt nog bij dat het de mogelijke bezwaarmakers alvast gemakkelijk is gemaakt omdat, onder druk van WOB-verzoeken, onze adresgegevens als PAS-melder op de website van de overheid openbaar gepubliceerd zijn – wat behoorlijk bedreigend voelt, en ook als een aantasting van onze privacy. Terwijl we er dus niks aan konden doen, en we alles volgens de wet hebben gedaan.

Maar ook als er niemand om handhaving verzoekt, hebben we er nog last van. Veel banken financieren geen ‘PAS-melders’ meer. Gelukkig is onze trouwe Triodos vooralsnog wat soepeler, maar hoe lang nog?

In de eerste periode na de uitspraak van de Raad van State realiseerden wij ons deze gevolgen nog niet zo. De minister en alle politici spraken zich onmiddellijk uit voor legalisatie van de ‘PAS-melders’, dus aanvankelijk dachten wij: dat komt wel goed. Bovendien: waar praten we over? Onze extra uitstoot was vrijwel nul.

Maar vanaf halverwege 2021 werd dat gevoel anders. De minister heeft diverse keren geroepen dat ze de ‘PAS-melders’, zoals we nu dus heten (en we zijn met ca. 3.500) zo snel mogelijk gaat legaliseren. Maar de uitspraken van rechtbanken die alle stappen om dit te bereiken afkeuren stapelen zich inmiddels op, en het eind lijkt nog lang niet in zicht. Ik durf de stelling wel aan dat dit nog zeker 5 jaar gaat duren, en mogelijk nog veel langer.

Deze situatie duurt tot op de dag van vandaag voort. We hebben inmiddels diverse stappen gezet om tot legalisatie te komen. Maar dit verloopt zeer traag en dat heeft alles te maken met de totale impasse rond stikstof – er is simpelweg geen ruimte voor nieuwe vergunningen en dus ook niet voor ons.

Een kaartje

De jaren en de maanden verstrijken. De verkoop van onze biologische kaas bereikte in de coronatijd een piek. Zoals ik al zei: wij zijn niet zielig. De aantallen weidevogels in ons natuurgebiedje nemen elk jaar een klein beetje toe. Elk jaar zijn er meer kruiden te zien in de weilanden. Er broedt sinds 2019 elk jaar een paartje Steenuilen bij ons op de boerderij. En in 2020 werd ons bedrijf als één van 40 boerderijen in Nederland geselecteerd door Staatsbosbeheer als partnerboerderij, om samen met Staatsbosbeheer een nieuw soort pachtrelatie te gaan ontwikkelen.

Eind 2021 zijn we bovendien een nieuwe samenwerking aangegaan met een stel dat een zorgtak op onze boerderij is begonnen. Ze bieden dementerende ouderen een dagbesteding aan. Met hen onderhouden ze een groentetuin en kweken ze kruiden en zachtfruit. Daarmee gaat een oud ideaal in vervulling, namelijk om ons bedrijf ook een zekere sociale functie mee te geven.

In mei 2022 begon in de landelijke pers de spanning toe te nemen over de aanstaande plannen van de nieuwe minister van Stikstof en Natuur, Christianne van der Wal, voor het terugdringen van de stikstofuitstoot. Op vrijdag 10 juni kwam er de langverwachte ‘duidelijkheid’.

Een kaart.

Op die kaart kleuren. Nou ben ik kleurenblind. Paars en blauw, donkergroen of lichtgroen, ik kan het eigenlijk niet goed onderscheiden. Maar na inzoomen en vragen en nog eens kijken werd het duidelijk.

Onze boerderij, dat wil zeggen het erf, ligt in een gebied met een reductiedoelstelling van 47 %. Onze weilanden echter – het door onszelf ontwikkelde natuurgebied – hebben een reductiedoelstelling van 95 % meegekregen. En ja, inderdaad, ómdat het natuurgebied is.

Dit kan niet waar zijn, dat was de eerste gedachte. Als dit waar is, is het namelijk gewoon afgelopen met ons bedrijf. Een reductie van 95 % betekent gewoon: stoppen.

De tweede gedachte was: dat gaat echt niet gebeuren. Onze uitstoot is zo klein, en we werken biologisch, natuurvriendelijk, wat voor zin zou het hebben als wij moeten stoppen?

Plan B

Drie weken later hebben Nicole en ik echter besloten dat we een plan B gaan uitwerken. De minister heeft gezegd dat de kaart slechts een ‘praatstuk’ is. Maar de doelen blijven wel staan. Dat betekent concreet dat enerzijds de reductiepercentages nog helemaal niet vast staan. Anderzijds betekent het ook dit: als bij ons de reductiepercentages zouden zakken, zullen ze ergens anders moeten stijgen. En daar woont ook iemand die op het kaartje gekeken heeft. Daar komt dus een ‘beschaafde oorlog’ van, verwacht ik, waar wij liever niet op wachten.

Verder is er in de Tweede Kamer een motie aangenomen die zegt dat biologische bedrijven en ‘voorlopers’ zoveel mogelijk ontzien moeten worden. Maar dat was met de fosfaatrechten ook zo – meerdere keren zelfs. En dat heeft toen geen fluit geholpen. Een motie zegt niets. Er staat niet in hoe iets moet gebeuren – het is geen plan. Het is vooral een middel van politieke partijen om te laten zien waar ze voor staan.

Een plan B. Want zelfs als het ‘gebiedsproces’ mocht opleveren dat wij wel mogen blijven, hoe mogen we dan blijven? Mogen we dan nog wel mest uitrijden? Moeten we eerst vergunning aanvragen om de koeien nog buiten te mogen doen? Dat is namelijk serieus aan de orde. Mogen we dan 50 koeien houden en nooit meer? Heeft een generatie na ons nog wel ontwikkelingsmogelijkheden?

Bovendien heeft minister Staghouwer gezegd dat hij miljoenen beschikbaar heeft om boeren massaal te helpen ‘omschakelen’ naar een extensievere, natuurvriendelijkere bedrijfsvoering. Een omschakeling die wij in 15 jaar, zegmaar, op eigen kracht al hebben doorlopen. Ik begrijp dat allemaal wel, maar de vraag naar producten uit deze niche zal niet navenant groeien, en dus is de kans groot dat onze niche in feite verdwijnt. En daarmee ons verdienmodel.

Samenvattend: onze boerderij is een kleinschalig familiebedrijf, 200 jaar oud en nu inmiddels bewoond door de 6e en 7e generatie. In 2010 hebben we het bedrijf van de buurman gekocht en daarmee een kleine 40 koeien weggesaneerd. Plus jongvee. Op eigen kosten. We hebben een natuurgebied aangelegd van 32 hectare. Op onze eigen grond. We zijn omgeschakeld naar biologische landbouw. We leveren positieve natuurresultaten. We produceren hoogwaardige kwaliteitsproducten die vrijwel allemaal lokaal worden afgezet.

Tegelijk zijn we nu door overheidsfalen feitelijk illegaal en vogelvrij, en komen de stikstofplannen er op neer dat wij hier te veel zijn en dat ons verdienmodel verdwijnt. Als de plannen uitgevoerd worden zoals het nu op papier staat, moeten wij sluiten.

Plan B dus. Hoe en wat precies, daarvan hebben we nog geen idee. Maar wij willen handelen voordat het te laat is. Wij zijn namelijk niet zielig.

Intussen melkt Nicole nog steeds tweemaal daags de koeien. De kalfjes blijven inmiddels enkele weken bij de eigen moeder. Ik maak nog steeds 4 of 5 keer in de week kaas. Ook nemen wij nog deel aan diverse projecten over bijvoorbeeld biodiversiteit op de boerderij, duurzaam bodembeheer, en emissiebeperking. Maar daar twijfelen we steeds meer over. Wat heeft het eigenlijk nog voor zin?

Vier dagen in de week is ons winkeltje open. Met de klanten praat ik over stikstof, boerenprotesten (waar wij overigens nog nooit aan meegedaan hebben) en natuurbescherming.

Tot mijn verbazing blijkt vrijwel iedereen het logisch en vanzelfsprekend te vinden dat wij met ons bedrijf gewoon door zullen kunnen gaan. Ik leg uit dat dat allerminst zeker is. Ik grap niettemin dat kaas hamsteren voorlopig nog niet nodig is. Dit hele verhaal gaat nog jaren duren. Toch begrijpen de meesten die ik spreek het niet. Jullie bedrijf: biologisch, extensief, kringloop, natuurvriendelijk, sociaal, diervriendelijk. Hoezo zou dat weg moeten. Zo wilden we het toch?

Tja, leg dat maar eens uit…

Ook enthousiast over de korte keten? Bekijk dan hier bij welke aanbieders je in jouw regio terecht kunt en bestel direct een proefpakket om de smaak van de korte keten zelf te ervaren!